HOE ZIET GOD ONS?


We kunnen niet vaak genoeg en niet duidelijk genoeg aan de zoekende ziel vertellen dat zijn enige hoop op redding in de Here Jezus Christus ligt. Die ligt volkomen, enkel en alleen in Hem. Jezus is volkomen genoegzaam om van beide, van de schuld en van de macht van de zonde te redden. Zijn Naam is Jezus omdat “Hij Zijn volk redt van hun zonden.”

“De Zoon van de mensen heeft macht op aarde om zonden te vergeven.”

Hij is verhoogd om “bekering en vergeving van zonde te geven.” 

God heeft er vanaf het begin behagen in geschept om een heilsplan te ontwerpen dat helemaal alleen in Zijn eniggeboren Zoon vervuld werd. De Here Jezus werd mens omwille van ons behoud en werd in alles aan ons gelijk. Hij was gehoorzaam tot de dood, ja tot de dood aan het kruis. Als er een andere manier was geweest om bevrijd te worden, dan zou de beker met bitterheid aan Hem voorbij zijn gegaan. Het is zonneklaar dat de Lieveling van de hemel niet gestorven zou zijn om ons te redden als we voor een geringere prijs verlost zouden kunnen worden. De oneindige genade koos het grootste offer. De oneindige liefde onderwierp zich om ons aan de dood. Hoe kunnen we geloven dat er nog een andere weg is dan die God met zulke kosten heeft gemaakt en in de Heilige Schrift zo eenvoudig en indringend aan ons heeft getoond? Het is waar: “Er is in niemand anders heil, er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven waardoor ze zalig kunnen worden.”


Aannemen dat de Here Jezus de mensen maar half gered zou hebben en dat van hun kant nog het een of andere werk of gevoel nodig zou zijn om Zijn werk te voltooien is zondig. Wat hebben wij, dat aan zijn Bloed en zijn gerechtigheid toegevoegd zou kunnen worden? “Al onze ongerechtigheid is als een bezoedeld kleed.” Zouden er lompen op het kostbare weefsel van Zijn gerechtigheid genaaid kunnen worden? Lompen en fijn wit linnen!  Ons schroot en en Zijn pure goud! Het is een beschimping van de Heiland om iets dergelijks te overwegen. We hebben genoeg gezondigd. Zouden we deze nog toevoegen aan al onze andere zonden? Zelfs als we de een of andere gerechtigheid zouden hebben waarop we ons zouden kunnen beroemen, al zouden onze vijgenbladeren nog zo groot en breed zijn dan is het toch wijzer om ze af te doen en die gerechtigheid aan te nemen die voor God veel welgevalliger is dan die van ons. 

De Heer ziet in zijn Zoon meer dat acceptabeler is dan in de besten onder ons. De besten onder ons! De woorden lijken overdreven, al zijn ze niet zo bedoeld. Over ons is immers bekend: “Er is niemand die goed, zelfs niet één.” 

Ik die deze regels schrijf, wil heel eerlijk bekennen dat ik geen greintje goeds in me heb. Ik zou er zelfs geen lompen van kunnen maken, zelfs geen lapje lompen. Ik ben spiernaakt. Maar als ik het mooiste gewaad van goede werken zou hebben waarop ik ook maar enigszins trots zou kunnen zijn, dan zou ik het verscheuren en iets anders aantrekken dan de kleren van het heil die door de Here Jezus voor niets gegeven werden en waarvan Hij er genoeg door eigen verdienste heeft verworven. 

Het verheerlijkt onze Here Jezus het meest als wij al het goede hoopvol van Hem alleen verwachten. Dat wil zeggen: Hem zo behandelen als Hij verdient te worden behandeld. Want omdat Hij God is en buiten Hem niemand meer, kunnen we niets anders doen dan op Hem zien om gered te worden. 

Dit wil zeggen: Hem te behandelen zoals Hij graag behandeld wil worden want Hij nodigt hen die belast en beladen zijn, uit om tot Hem te komen om hen rust te geven. Je inbeelden dat Hij niet “volkomen kan redden” betekent dat je of de Heilige van Israël van Zijn almacht berooft, of het liefdevolle hart van de Vriend van zondaars belastert en twijfel koestert aan Zijn liefde. In elk geval zouden we moedwillig tegen Hem zondigen want Hij is in staat en bereid allen te redden die door Hem tot God komen. 

Het kind dat gevaar loopt verbrand te worden klampt zich aan de brandweerman vast die het in zijn armen draagt en vertrouwt hem alleen. Het stelt geen vragen over zijn lichaamskracht of aan zijn wil het te redden, maar het klampt zich aan hem vast. De hitte is verschrikkelijk, de rook verstikkend, maar het klampt zich vast en de redder brengt het snel in veiligheid. Klamp je met hetzelfde kinderlijke vertrouwen aan Jezus vast die je uit de vlammen van zonde kan en wil wegdragen. 

De persoonlijkheid van onze Here Jezus zou ons het volste vertrouwen moeten inboezemen. Omdat Hij God is, is Hij almachtig om te redden. Omdat Hij mens is, is Hij boordevol volheid van zegen. Omdat Hij God en mens in een en dezelfde majestueuze Persoon is, verenigt zich in Hem de natuur van de mens en de heiligheid van God. De ladder is lang genoeg om van de op de aarde liggende Jakob naar de in de hemel heersende Heer  te reiken. Een andere ladder halen zou veronderstellen dat Hij de afstand niet zou kunnen overbruggen en Hem grote schande aandoen. Als zelfs het toevoegen aan Zijn woorden een vloek over ons afroept, wat moet dan het gevolg zijn als we aan Hemzelf iets zouden willen toevoegen? Bedenk dat Hij, Hijzelf de Weg is, en veronderstellen dat we op de een of andere manier iets aan de Goddelijke weg zouden kunnen toevoegen is hetzelfde als het lef hebben om iets aan Hemzelf te willen toevoegen. Weg met zo’n gedachte! Schuw die zoals je laster zou schuwen, want in wezen is het de ergste laster tegen de Heer van de liefde. 

Tot Jezus komen met een aankoopbedrag in de hand zou onverdraaglijke trots zijn, zelfs als we een prijs zouden hebben die we konden meebrengen. Wat heeft Hij van ons nodig? Wat zouden we mee kunnen brengen dat Hij nodig zou hebben? Zou Hij ons de onschatbare zegeningen van Zijn verlossing verkopen? Dat wat Hij met Zijn hartenbloed volbracht, wil Hij dat versjacheren voor onze tranen en geloften, of voor het houden van ceremoniën of voor gevoelens en werken? Hij is niet zo arm dat Hij Zich verkoopt. Hij wil om niet geven zoals het Zijn koninklijke liefde betaamt. Hij die Hem een prijs aanbiedt weet niet met Wie hij van doen heeft en hoezeer hij Hem vertoornt. Zondaars met lege handen kunnen krijgen wat ze willen. Alles wat ze ook maar nodig hebben, is in Jezus en Hij geeft als je er alleen maar om vraagt. Maar we moeten geloven dat Hij alles in allen is en we mogen het niet wagen ook maar met één woord te vermelden dat we het zelf willen volmaken wat Hij volbracht heeft of voor onszelf dat te willen maken wat Hij voor ons als onwaardige zondaars bereid heeft. 

De basis waarop we op vergeving van zonden en op eeuwig leven door geloof in de Here Jezus mogen hopen is dat God het zo bestemd heeft. Hij heeft Zich in het Evangelie borg gesteld om allen te redden die waarachtig op de Here Jezus vertrouwen. Hij zal Zijn belofte nooit intrekken. Hij heeft zo’n welgevallen aan Zijn eniggeboren Zoon dat Hij welgevallen heeft aan allen die Hem als hun ene en enige hoop aangrijpen. 

De grote God Zelf heeft hem gegrepen die Zijn Zoon gegrepen heeft. Hij wordt het heil voor allen die dit heil van de eens gedode Verlosser verwachten. Om de eer van Zijn Zoons wil laat Hij niet toe dat de mens die Hem vertrouwt te schande wordt. 

“Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven”, want de eeuwige levende God heeft hem zelf tot Zich getrokken en hem een aandeel in Zijn leven gegeven. Als Jezus alleen je vertrouwen is, hoef je niet bang te zijn dat je niet werkelijk gered wordt; zowel nu als op de dag van Zijn verschijning zul je het worden. 


Pas als iemand dit gelooft kunnen de Heer en hij één worden en deze vereniging garandeert zegen. Het geloof redt ons omdat het ons aan Jezus Christus verbindt Die met God één is en ons zo in verbinding met God brengt. Er is mij verteld dat jaren geleden een boot boven de Niagarawaterval is omgeslagen en twee mannen door de stroom werden meegesleurd en dat de mensen aan de kant hen een touw hebben toegeworpen dat door beiden werd vastgegrepen. De een hield zich er stevig aan vast en werd gelukkig naar de kant getrokken; maar de ander zag een groot stuk hout voorbij drijven, liet het touw helaas los en hield zich aan de plank vast omdat die groter was en schijnbaar een beter houvast bood. De plank met de man stortte in de diepe afgrond omdat er geen verbinding was tussen het hout en de oever. De grootte van het stuk hout hielp hem die het vastgreep niet. 

Er was een verbinding met de oever nodig om in veiligheid te komen. Zo zal een mens die op zijn werken, of zijn gebeden of zijn aalmoezen geven of op sacramenten of iets dergelijks vertrouwt, niet gered worden, want er is geen verbinding tussen hem en God door Jezus Christus. Maar het geloof, al lijkt het alleen maar een dun touwtje, is in de hand van de grote God aan de oever. De oneindige macht haalt het verbindende touw in en redt zo de mens van het verderf. Wat een zegen van het geloof dat ons met God verenigt door de door Hem aangewezen Heiland Jezus Christus! 

Beste lezer, is dat niet helder? Denk goed na en moge spoedig een verbindende band tussen jou en God geknoopt worden door het geloof in Christus Jezus!


Charles H. Spurgeon


------------------------

Reacties

Populaire posts van deze blog