DE BERGREDE


TE MOGEN VERSTAAN


ALS


DE WEG EN DE WAARHEID EN HET LEVEN


JOHANNES 14:6


C.J.H.THEYS

DE BERGREDE


DEEL II


Geef ons heden ons dagelijks brood” (Matteüs 6:11)


Voor menigeen klinken deze woorden wat vreemd. Te moeten bidden nota bene voor dat waarvoor men zelf hard moet werken. Staat er niet geschreven: “In het zweet uws aanschijns...”! Het komt niet zo maar uit de hemel vallen,...de gebraden duiven vliegen ons niet zo maar in de mond. Integendeel; bovendien hebben wij allemaal wel mat méér nodig dan dagelijks brood! Toch is één ding waar en niet af te wijzen: wie bidt, zegt in wat hij bidt iets wezenlijks – over zijn leven, over zijn wijze van leven, enz...Oòk met woorden, als boven geciteerd.
Laten wij eens bij het begin beginnen, en wel met BROOD.
Vragen, bidden, om wat wij allemaal “broodnodig” hebben. Niet meer, maar ook niet minder. Help ons, o Heer, dat wij met volharding en opgewektheid datgene zoeken, wat wij nodig hebben voor het onderhoud van ons dagelijks leven, want dat is de eerste noodzaak voor ieder schepsel. Daar is het andere woordje DAGELIJKS…

Jezus wil, dat wij zullen bidden om “brood”, dat méér dan voldoende is voor onderweg,...reisproviand”! Bidden dus om dat “geestelijk voedsel voor onze geestelijke groei tot geestelijk-volwassenen”, want dat is het gróte doel, zonder hetwelk ons leven hier op aarde geen waarde heeft!

Feitelijk is het dus bidden, dat God ons in leven wil houden ter wille van Zijn verheven bedoeling met ons,...dat Hij ons geeft, wat wij zo hoogst nodig hebben om onze roeping te (kunnen) vervullen.

Maar dat wat wij bóven al het andere broodnodig hebben, is: HET BROOD DES LEVENS – JEZUS ZELF! Want er staat geschreven: “IK BEN HET BROOD DES LEVENS”

(Johannes 6:48). Bovendien heeft Jezus gezegd:

Het Brood Gods is Hij, die uit de hemel nederdaalt, en DIE DER WERELD het leven geeft” (Johannes 6:33). En het wordt ons nog duidelijker, als wij verder lezen:

Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve. Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. De Joden dan streden onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven? Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem. Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader; alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij” (Johannes 6:50-57).


HET AVONDMAAL! Het herkenningsteken van de Gemeente van Jezus Christus is: “brood breken en uitdelen met dankzegging”...Hij deed zó, en wat en hoe doen wij?

Vanuit deze Schriftuurlijke gezichtshoek schijnt er een nieuw licht over “alles en allen”. Wij, gelovigen en kinderen God,...wij woorden gewoonweg genoodzaakt om ons hele manier van leven opnieuw te bezien. Hier de vraag om een nieuwe “levensstijl” – MEER CHRISTUS-GELIJKEND!

Dat wij daarom meer en meer hongeren naar dat Hemelse Brood, dat Gijzelf zijt, o Here! Want, wij belijden, dat dit Brood het enige is, waardoor al onze verlangens gestild zullen worden,...waarvoor degene, die daarvan eet en in het geloof weet te “nuttigen”, niet langer gekweld wordt door de onverzadigbare honger naar die veelheid van velerlei stoffelijke genietingen van deze wereld, die ons steeds maar wéér doen verlangen naar méér, en kwelling, onrust en onvrede in ons verergeren. Wie zó eet, die zal kunnen bidden:


En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij veregevn onze schuldenaren” (Matteüs 6:12).


Eten van dit Brood is “deel hebben aan Hem”, die zegt: “Die mijn vlees eet, en Mijn Bloed drinkt, DIE BLIJFT IN MIJ, EN IK IN HEM” (Johannes 6:56). En als Hij in ons blijft, dan zal Hij ons ook vrij maken van al datgene, wat ons tot ongeluk van ons leven is. Innerlijke vrede, vanwege een zuiver geweten, is een der doeleinden van ons bidden. Reeds daarom moeten wij van harte onze schuldenaren vergeven, omdat vergevingsgezindheid voor onze eigen gemoedsrust onontbeerlijk is. Bedenk, alle wrok en haat betekent lijden voor onszelf!


Gelijk òòk wij vergeven...” Het is iets dat reeds is gedaan, en niet iets dat nog geschieden moet. Laten wij dit goed inzien. En laten wij dit nu eens niet alleen individueel stellen, meer een en ander ook bekijken in gróter verband,...in Gemeentelijk verband. Dan wil het vorenstaande betekenen: “een Gemeente, waarin geloofsgenoten, kinderen Gods, elkaar vergeving schenken”.

In die eerste Christen-Gemeente was dit een hóógst belangrijk punt. Het betekende “de test” voor hun gebedsleven. Laten wij het goed begrijpen...Betekent ons hele geloofsleven niet een “leven uit Gods vergeving”!?

Tenminste, dit is voor ons: het Evangelie! Heeft Hij, Jezus, niet gebeden: “Vader, VERGEEF het hun...”

Dan moeten Christenen ook beseffen, dat zij onmogelijk bij God kunnen aankomen om vergeving, wanneer zij in het hart nog kwalijk-nemerij omdragen en haatdragend zijn.
Hoe vreemd het ons ook in onze oren klinkt, tòch is het waar: VERGEVINGSGEZINDHEID IS HET WARE KENMERK VAN SCHULDBELIJDENIS! En dat eerste gevoelen kan in ons zijn, wanneer wij zelf ervaren hebben, hoeveel ons is vergeven en hoeveel er straks nog vergeven moet worden!

Daar moet dus niet alleen VERGEVING ontvangen zijn, maar òòk VERGEVING GESCHONKEN WORDEN. Hier is dus sprake van een Goddelijke wisselwerking om Christus’ wil. Amen.
Onderstrepen wij even dat woordje: “GELIJK...” Jezus heeft Zijn discipelen willen leren, dat:

ten eerste – waarachtige vreugde alleen gekend wordt, als waarachtige zonden-vergeving ook ervaren wordt en


ten tweede – GOD en ONZE NAASTE onverbrekelijk aan elkander verbonden zijn.
In dit “gelijk” ligt het bovenstaande verankerd. Wij willen in verband met het voorgaande nog opmerken, dat vergeving in wezen een kostelijk “geschenk” is. De sterkste staat machteloos tegenover vergeving. Hij voelt zich klein, hij kan niets terugdoen. Hij heeft slechts te ontvangen – het IS goed. “Vergeven” zoals Jezus dat bedoelt, is niet “zo-maar-vergeven”: zand er over en dan verder net doen of er niets gebeurd is; want, laten wij eerlijk zijn, iedereen maakt wel eens fouten, en zijn wij niet allemaal zondaars!

Zo-maar-vergeven wordt niet serieus genomen. Niet gewoon zand-er-over en klaar is kees; neen, maar alles bloot leggen,...schuld belijden. Als zoiets niet gebeurt, is er geen sprake van vergeven. Als wij alleen maar “dragen en verdragen”, dan is ook dàt géén vergeven; want dan blijft het een eenzijdige zaak.

Vergeven is twee-zijdig; dat wil zeggen dat beide partijen erbij betrokken zijn, en dat betrokkenen het heel nauw moeten nemen. Het houdt in, dat we samen een nieuw begin maken, dat beide partijen alles vergeven EN òòk vergeten! Oòk “schoonpraten” zoals zo velen graag doen, is géén vergeven. Wie vergeeft, toont daarmede, dat hij de zaak ernstig opneemt, en dat hij van de betrokkene houdt, omdat hij wil, dat voortaan iets nieuws gekend wordt.

Het is precies hetzelfde wat God met ons doet. God verdoezelt niets. Hij zegt waarop het staat; fout is fout en verder geen gezeur, geen gelamenteer, geen excuses. En als God ons oordeelt en constateert dat wij fout zijn, dan zegt Hij dat ook; en dan betekent dat dat hij van ons houdt en van ons verwacht, dat wij inzien, dat Hij teleurgesteld over ons kan zijn. Vergeven betekent dan ook dat een nieuwe, diepere verhouding zich ontwikkelt ten opzichte van hem, die werd vergeven. Halleluja!

Waar werkelijk vergeven wordt, daar weten partijen ook dat zij met elkaar verder kunnen gaan in een wezenlijk vernieuwde verhouding, en niet meer achterom kijken.

Wie (een ieder neemt dit voor zichzelf!) zèlf niet vergeven kan, die heeft in zijn eigen leven de blijdschap van vergeving nooit ervaren,...die weet nog steeds niet wij hij is!!!


En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze”

(Matteüs 6:


Met déze woorden van Jezus zitten wij een beetje in verlegenheid; en misschien is dát voor velen van ons wel het moeilijkste gedeelte van het “Onze Vader”.

Daar ligt in deze bede een “tweevoudige betekenis” opgesloten. En deze komt tot uitdrukking in het volgende:

ten eerste in déze zin – Leid Gij ons Vader, opdat wij niet in verzoeking komen om kwade dingen te doen en/of te denken! Waarmede wij erkennen, dat wij volkomen onbekwaam zijn om, zonder eminente leiding van Gods Geest, onszelf ervoor te behoeden, dat wij ons niet telkens weer laten verleiden verkeerde dingen te doen.

ten tweede in de zin van – Leid Gij ons, Vader, opdat (als wij in verzoeking komen) wij tenminste nooit een onherstelbare, en vooral niet voor anderen, schadelijke val zullen doen.

Hoe of het ook zij, verzoeking is altijd gevaarlijk. Je ziet het, je merkt het, maar je weet nooit waar die ophoudt en waar je terecht komt. Bovendien, wat kan de mens in verzoeking niet allemaal overkomen! In de Bijbel lezen wij veel over verzoeking. Ondoorzichtige situaties waarin men kan geraken, en waardoor een verkeerde keuze wordt gedaan,...verkeerde beslissingen worden genomen. Het is net als wanneer wij in de mist moeten rijden. Wij rijden prompt de verkeerde kant op, en als het nu maar blijft bij hotsen en botsen,...dan zijn er wel ongelukken met de nodige verwondingen enzo, maar het is nog veel erger wanneer wij...de afgrond in rijden!!

Jezus wéét waarover Hij spreekt. Van Hem profeteerde de profeet Jesaja:

...een Man van smarten, en...VERZOCHT in krankheid,...” (Jesaja 53:3).

In Matteüs 4 vers 1 staat van Hem geschreven: “...om VERZOCHT te worden van de duivel”. Het is de duivel die ons van God wil aftrekken. En hij doet dat middels “imitatie”, nabootsing. Hij is “de grote aap van God”. Hij kan zó spreken, dat het volstrekt logisch en aannemelijk lijkt,...net alsof wij God Zelf horen. De satan verschijnt dan als een engel des lichts.
Hoe moeten wij oppassen! Met deze “imitator Dei” is niet te spelen. Zijn rol, beginnend in de Hof van Eden, is nog lang niet uitgespeeld. Straks gaat het profetisch woord in vervulling:

Ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, DES LAMS hoornen gelijk...En het doet grote tekenen,...En verleidt degenen, die op de aarde wonen,...en het maakt dat allen het beeld zullen aanbidden”

(Openbaring 13:11-15).

Een uiterst listige tegenstander. Hoe subtiel zijn zijn werken! Daar waar de Geest van God Zich manifesteert en Zijn werken openbaar worden; waardoor Jezus wordt verheerlijkt, dáár staat de loerende duivel ook klaar en beidt ( op wachten) zijn tijd, om op het voor hem meest geschikte ogenblik binnen te dringen met zijn verleidende “kunstgrepen” waarmede velen worden verzocht. Hoe moeten wij wakende zijn; vooral de ouderlingen in de Gemeente; zij die tot het opzienersambt geroepen zijn.
Het is niet genoeg, dat de oudsten alléén waken; de hele Gemeente moet niet ophouden om God te bidden de Geest der genade en der gebeden bij voortduring werkzaam te willen doen zijn in Zijn Lichaam. En dan is daar ook het voortdurende gebed van alles: “Houd ons zó vast o God, dat wij niet terechtkomen in een situatie, waar wij geen raad mee weten en waarin wij geen uitweg zien…en als wij dan toch daarin terechtkomen, onder Uw toelating, blijft Gij ons dan zó vasthouden Here, dat wij er niet in ten onder gaan”.

De apostel Jakobus spreekt van: “Acht het voor grote vreugde, wanneer gij in VELERLEI VERZOEKINGEN valt”

(Jakobus 1:2), en in vers 12 vervolgt hij met deze woorden:

Zalig is de man, die VERZOEKING VERDRAAGT; want als hij BEPROEFD zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Here beloofd heeft degenen, die Hem liefhebben”.
Niet alleen de duivel,...òòk ons eigen vlees is een kwade herder, en luisteren naar de stem van het vlees heeft velen gebracht in een geestelijke dood,...afgeslagen van de weg,...weggelokt van God met een onweerstaanbare zuigkracht!

Dezelfde apostel zegt: “Niemand, als hij VERZOCHT wordt, zegge: ik word van God VERZOCHT; want God kan niet VERZOCHT worden met het kwaad, en Hijzelf VERZOEKT niemand. Maar een iegelijk wordt VERZOCHT, als hij van ZIJN EIGEN BEGEERLIJKHEID AFGETROKKEN EN VERLOKT WORDT” (Jakobus 1:13-14).

Wij kunnen alleen maar bouwen op Hem, Die bewezen heeft machtig te zijn om ons te bewaren. “MIJ IS GEGEVEN ALLE MACHT in hemel en op aarde” (Matteüs 28:18b). Jezus Zelf heeft dit gezegd tot Zijn discipelen. Wat zullen wij dan nog vrezen?

Wij hebben de belofte: “Zo weet de Here, de godzaligen UIT DE VERZOEKING TE VERLOSSEN...” (II Petrus 2:9). Dank Here! Uw Woord houdt stand. Amen.


Want Uwer is het Koninkrijk, en de kracht, èn de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen” (Matteüs 6:13b).


Het “Onze Vader” eindigt met een volheerlijke belijdenis van de discipel des heren. Wie zó kan bidden maakt anderen duidelijk, dat er in zijn leven iets wezenlijks gebeurd is. Wát bedoelen wij hiermede? Hij, die zó kan bidden, is met Jezus Christis op weg gegaan,...”de weg naar Vaders Huis” met vele woningen. Die zal verder wandelen als eertijds Abraham heeft kunnen doen, in geloofskracht en slechts vertrouwende op Hem, Die hem eenmaal riep uit het Ur der Chaldeeën. Wij hebben van hem dit getuigenis: “...hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester Godzelf is” (Hebreeën 11:10).

Oòk Mozes, de dienstknecht Gods heeft zich, zijn leven lang vastgehouden aan de onberouwlijke beloften Gods; en van hem staat geschreven: “...want hij hield zich vast, als ziende de Onzienlijke” (lezen wij Hebreeën 11:24-29).

Waarlijk, wie als discipel Jezus nawandelt, ervaart de totale omkeer in zijn leven. Door genade “doet hij de gehele wapenrusting Gods aan, opdat hij kan staan tegen de listige omleidingen des duivels” (Efeziërs 6:1). Onder het gaan wordt hij alsmaar sterker door de inwonende Geest, en kan zeer positief getuigen, dat de inspiratie-bron van al zijn bidden èn denken èn doen als pelgrim, het ONZE VADER is. Amen .

Bovenbedoelde belijdenis willen wij “De lofprijzing des gebeds” noemen. De gelovige bidder belijdt ten volle, dat alleen God het recht heeft op ons leven,...dat het niet in onze, maar alleen in zijn macht staat, om onze verlangens en levensplannen te leiden en op te lossen naar Zijn wil en welbehagen; en dat het doel moet blijven: de verkondiging van de dood des Heren totdat Hij (weder)komt.

Het is de Heilige Geest, Die de bidder(s) leert, dat het “AMEN” waarmede dit gebed besluit, méér is dan een gelaten en gebruikelijk: “het zij zó”. Het betekent òòk: “IN DER DAAD”...”IN WAARHEID”. Waardoor en waarmede ons de weg duidelijk wordt gewezen die wij hebben te gaan, om tot Hem, ONZE VADER, te kùnnen naderen.

Gods Geest waarschuwt ons, dat wij Zijn Naam niet heiligen, maar ontheiligen, als wij Hem roemen met de mond, maar er niet naar léven en niet die werken doen, welke Hij ons opdraagt!

En tenslotte, dat wij het recht niet hebben Hem “Onze Vader” te noemen en aan te roepen om hulp en verhoring, als wij “lauw” en onverschillig als vreemden voor Hem staan. Als wij niet als liefhebbende kinderen, dankbaar alles doen om Hem te behagen, en om dat éne verlangen van Onze Vader te vervullen, en dat Hij als het enige tegengeschenk van ons vraagt, namelijk: Hem lief te hebben boven alles en allen…, dat is: zonder steeds en voor alles loon te verwachten!...Als wij niet tot Hem komen met die offerande, welke in hoofdzaak alléén dáárom waarde voor Hem heeft, omdat Hij wéét, dat wij daardoor zèlf gelukkiger zullen worden en blijven.

Waarlijk, hier in de Bergrede van Jezus wordt het héle Evangelie, concreet samengevat en in praktijk gebracht.


(wordt vervolgd)

Reacties

Populaire posts van deze blog