Wat doen we met het Kerstkind?
Twee
jongens kregen allebei een mountainbike. Van hetzelfde merk en
hetzelfde type. Geen verschil. Maar na een week zag de ene er heel
anders uit dan de andere. En dat is ook wel te begrijpen: die jongens
hadden hun fietsen gebruikt.
Twee meisjes kregen elk een pop.
Die poppen konden wel een tweeling zijn. Zij waren precies hetzelfde.
Maar na een dag leken die poppen helemaal niet meer op elkaar.
Begrijpelijk. Die meisjes hadden de poppen aangekleed volgens smaak.
De ene pop had al een deuk in het voorhoofd gekregen. Van de ander
stond een hand averechts.
Op 25 december gedenken we
allemaal dat we een groot geschenk hebben ontvangen.
God heeft
Zijn Zoon gegeven.
Wij
ontvangen allemaal het Kind Jezus.
Hetzelfde Kind.
Maar...het
gaat met ons precies als met die jongens en die meisjes. Wij gaan dat
Kind...gebruiken.
Wij gaan dat Kind gebruiken naar ons eigen
idee.
En
na een poosje lijkt het of we allemaal een ander Kind hebben
gekregen.
We zingen wel: ‘Komt allen tezamen...’, maar we
staan binnen de kortste keren niet meer allen tezamen bij de ene
kribbe. We staan afzonderlijk bij onze eigen kribbe.
De één
heeft dan een God, die alleen maar streng kan zijn, die alleen maar
toornt.
De ander heeft een God, die alleen maar een soort
‘lieve Heer’ is, die alles wel een beetje door de vingers ziet.
Weer een ander heeft een God, die onbewogen op zijn troon zit
en ons aan ons lot overlaat.
En het Kind Jezus van de één
lijkt helemaal niet meer op het Kind Jezus van de ander.
Verwarrende toestand. Hopeloze verdeeldheid. Gevolg van onze kribben van eigen fabricaat, van onze eigen gedachten over het Kerstkind.
‘Wat doen we met het Kerstkind?’
Om daar nu uit te komen, moeten we misschien de vraag omdraaien. En er van maken:
‘WAT DOET HET KERSTKIND MET MIJ?’
Hoe zal ik U ontvangen…?
Jawel...maar
vooreerst: God wil óns ontvangen.
Het Kind strekt Zijn handen
uit naar mij. En dan hoef ik alleen maar te komen...met lege handen.
En eenvoudigweg...knielen bij de kribbe.
Mijn godsbeelden
eens thuislaten. Mijn vooroordelen maar vergeten. En Hem laten
zijn...wie Hij werkelijk is.
Het Kind steekt Zijn handen uit
naar mij. En dan moet ik maar voor ogen houden, dat die kleine
kinderhandjes veranderd zijn in volwassen handen.
Die zieken
genazen. Die brood braken. Die zegenend gelegd zijn op het hoofd van
een kind. Die troostend aanraakten.
Die handen zijn naar mij uitgestrekt. Zó wil Hij mij ontvangen. Mijn Heiland zijn. Mij bij de hand nemen. Mijn zonden vergeven.
Die handen zijn uiteindelijk doorboord en gespijkerd tegen de dwarsbalk van een kruis. En ook zó zijn ze naar mij uitgestoken. Nodigend. ‘Dit deed IK, leed IK...voor jou!’
Knielen bij de kribbe kan nog wel aandoenlijk en vertederend zijn. Knielen bij het kruis...dan is alle romantiek weg!
Maar dan ben ik wel bij het hart van het Evangelie!
Wat doe ik met het Kind…?
Nee, wat doet het Kind met mij!
Want: niet wij gaan het Kind gebruiken. Het Kind wil ons gebruiken. En maken tot een volgeling, een discipel van Hem.
---------------------
Reacties
Een reactie posten