HET JUK DRAGEN


Rev. C. J. H. Theys


Het juk dat wij moeten opnemen


In Klaagliederen 3:27-28 lezen wij: “Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. Hij zitte eenzaam, en zwijge stil, omdat Hij het hem opgelegd heeft”.

Voorts in vers 29: “Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden!”

Dit klinkt niet prettig in onze oren, maar het is de waarheid en de waarheid maakt ons vrij. “Het is goed voor een man...”

Dit geldt echter ook voor een vrouw. Zonder een vaste blik op het kruis dwalen wij af. Als u uw blik afwendt van het kruis, zullen uw handel en wandel falen. Het kruis heeft twee armen en het is waarlijk als een juk.

Jezus Christus zegt: “Neemt mijn juk op u; Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”. Allen, die dit beproefd hebben in hun leven, zijn nimmer teleurgesteld geworden.
Het is goed, wanneer de mens het juk draagt in zijn jeugd.

Laat hem niet klagen. Hij zal eenzaam zitten, maar met God gemeenzaam. Hij zal stil zijn voor het aangezicht van God, om met die God te rade te gaan, als hij weet dat die God zijn Herder is.
God komt dikwijls in een mensenleven op een zo geheel andere wijze als wij willen of verwachten. David heeft het nooit zo gewild, maar hij heeft het ervaren, en onder de sanctie van de Geest schrijft hij in de 23e Psalm: “De Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.”. Hij is nog niet aan het einde van zijn lied, of hij zingt: “Hij doet mij nederliggen”. Het is God, Die bemoeienis wil hebben met u. Hij wil u niet alleen door Zijn bemoeienis voeren tot Pisga-hoogten van heerlijkheid

(zie Deuteronomium 34:1).

Het is gemakkelijk God te danken in een tijd van zegen en zonneschijn. Maat God is niet alleen dan groot. Hij is groot, ook in de diepe dalen, juist daar, en als Hij u uitnodigt om Zijn juk op u te nemen, dan weet God wat Hij doet en wat Hij wil, want wij hebben allen een juk nodig. Evenzovele malen als Hij dat juk op ons wil plaatsen, zijn wij halsstarrig en werpen het van ons af. Vandaar dat ons geloofsleven taant, in stede toe te nemen in kracht. Wij willen een leven leiden naar onze eigen concepties, maar God verbiedt dat; zeggende: “Indien gij Mijn discipelen wilt zijn, zo verloochen uzelf, neem uw kruis op en volg Mij”.

In het volgen van Jezus Christus zullen wij deze waarheid meer dan eens moeten leren verstaan en wij zullen leren, dat wij “amen” hebben te zeggen op wat Hij doet in ons leven: “Hij doet mij nederliggen”.

Om ons in dat stilliggen – waar wij anders zo bedrijvig zijn en niet willen weten van stilstaan – lessen te leren in de schaduw van Zijn wonderbaar kruis.


Niet proberen te ontlopen


Het was in de slagschaduw van dat kruis, dat Zijn liefste apostel nog een diepe les moest leren en met die les kreeg hij zijn juk. Nimmer tevoren heeft Johannes gedroomd, dat Jezus in zijn afscheidsboodschap hem zou zeggen: “Zoon, zie uw moeder; moeder, zie uw zoon” (Johannes 19:26-27). Wat hij misschien nooit heeft gewild, werd zijn deel in zijn verdere leven.

Zo kunnen er in ons leven van iedere dag vele dingen zijn, die wij niet graag willen, die wij van ons afschuiven, waarover wij in ons hart bidden – ik benadruk dit woord – “O, Heer, zend U a.u.b. iemand, die dit voor mij doet!” Het is goed om zijn juk te dragen. Willen wij leren van Christus, dan moeten wij ook doen wat Hij zegt: “Neemt Mijn juk op u!” Als wij graag met ons eigen juk door het leven willen gaan, zullen wij niet alleen de kracht daartoe ontberen, maar wij worden ook moe en mat en het einde is, dat wij het van ons afgooien. Geestelijk gesproken: als u in eigen kracht, werken wilt, wordt u onbekwaam en onbruikbaar.


Door het juk gestempeld


Laat God komen in uw leven, niet alleen met deze uitnodiging: “Neem Mijn juk op u”, maar ook met Zijn genade, waardoor u het zult kunnen doen. Niet voor niets zegt God, dat het goed is voor een mens om het juk al vroeg te dragen. Ossen en karbouwen in Indië lopen onder een juk: dag in, dag uit, jaar in, jaar uit lopen zij daaronder. Als zij even ontspannen worden en u bekijkt ze van dichtbij, dan ziet u de uitwerking van dat juk-dragen. Het laat een afdruk na, een stempel. Het is te zien aan een os, aan een karbouw, of hij onder een juk gelopen heeft of niet. Zo is het ook in het Christelijk leven. Wij willen graag een ander spannen voor ons karretje. Paulus opent een van zijn brieven (die aan Filemon) met de woorden: “Paulus, een gevangene van Jezus Christus”.

Dit impliceert, dat hij niets meer heeft te zeggen. Hij is gebonden door tijd en eeuwigheid aan de Heer, maar diezelfde Heer is ook gebonden aan hem. Daar is altijd een over-en-weer-spelen in de dienstbaarheid voor Christus. Hij laat u niet alleen.

Hij zegt niet: “Neem Mijn juk op u” en voor de rest kijkt Hij niet naar u om. O, neen. Maar Hij wil u voor Zijn Evangelie-wagen spannen, opdat u zult weten in Zijn dienst, in Zijn bediening, het juk te dragen, dat ondanks zijn zwaarte en zijn stempel, toch is wat Hij ervan zegt: “Mijn juk is zacht, Mijn last is licht”.


Hoe wij sterk worden


Dit juk-dragen stempelt u niet alleen tot een waarachtig Christen, maar het maakt u ook sterk. Mensen die iedere dag een juk dragen, worden sterk, vitaal, krachtig. Dit is lichamelijke kracht.

Paulus zegt daarvan in zijn 1e brief aan Timoteüs: “de lichamelijke kracht is tot weinig nut” (I Timoteüs 4:8).

Het kan van pas komen, maar tot weinig nut.
Sterk in Christus te zijn, is ons van zoveel meer nut. Maar ken dan ook uw juk. Het juk dat u draagt in het Evangelie spreekt niet van: ik steek mijn hand uit om mijn knuist te stoppen in andermans muil! Neen, dit zegt: wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; als iemand om uw rok vraagt, laat hem ook de mantel; als iemand u vraagt een mijl te gaan met hem, ga twee mijlen. Toch zegt Jezus: “Mijn juk is zacht, Mijn last is licht”!

Dit zal zo zijn, als wij jukdragers willen zijn, omdat wij Hem liefhebben. De liefde verdraagt alle dingen, maakt het zwaarste juk licht. Het juk van Christus kan niet zo komen in ons hart en leven, of wij zullen kunnen getuigen: ja, Heer, het was toch zacht!

Iets kan zwaar, drukkend, lijken en daar zijn vele dingen, waarvan wij zeggen: maar dat – dat kan ik niet!

Johannes zegt: “Gods geboden zijn niet zwaar” (I Johannes 5:3). Ze zijn zwaar voor degenen, die er tegenop zien als tegen een berg, omdat hun hart niet afgesteld is op de liefde voor Christus. Maar als u Jezus liefhebt, hebt u Zijn kruis lief. Wij prediken u geen Jezus zonder kruis. Dan moet u elders wezen. Maar ik heb mij voorgenomen om onder u niets anders meer te weten als Christus en Dien gekruisigd! In het Kruis roem ik bij dag en bij nacht! Bij het Kruis leer ik de les verstaan, die nodig is: Jezus heeft het juk van God gedragen vanaf Zijn jeugd!

Aan het slot van Lukas 2 lezen we van Jezus als jongen van 12 jaar. Zijn ouders waren naar de tempel in Jeruzalem geweest en nu waren ze op weg naar huis. Maria was Hem kwijt, ze was bezorgd.

In overdrachtelijke zin: is het ooit in u opgekomen met zoveel droefenis Hem te zoeken als zij, en te zoeken en te blijven zoeken, opdat u Hem weer mocht terugvinden? Of hebt u gezegd: ach, als het vandaag niet is, dan morgen…
Maar wat weten wij van morgen? Tomorrow never comes!

De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens! God heeft niets aan voornemens.


Een instrument in Gods hand


U kunt bidden: Maak mij een instrument van genade, Heer.

God wil het doen. Maar begin met een gerichte blik op Golgotha. Alleen daar leren wij de lessen die nodig zijn te leren.

Wat klagen wij? Zij liepen terug naar Jeruzalem, en eindelijk, in de tempel, daar vonden zij Hem weer. U zult Jezus ook alleen daar terugvinden, waar u Hem verloren hebt! En u weet beter dan wie ook, waar u Hem kwijt is geraakt in het leven. Was het, toen u zo stond tegenover uw broeder, toen u alsmaar hatelijkheden aan anderen toebedeelde, toen uw mond openging niet tot zegen maar tot vloek?

Wij kunnen Jezus kwijtraken op velerlei wijze. Dit komt alleen maar doordat wij zijn juk weigeren.
Maria zei: Waar heb je gezeten? We hebben je overal gezocht! Jezus antwoordde: Wist gij niet, dat Ik altijd moet zijn in de dingen Mijns Vaders? Hij had als jongen al een juk op Zich genomen, dat God gelegd had in Zijn leven, maar dat Hij altijd heeft gedragen met blijdschap, omdat Hij Zijn Vader liefhad.
Hij was zo trouw in dat juk-dragen. Hij werd daardoor zo sterk. Hij kon daardoor zo opwassen in genade en werd gesterkt door de Geest, dat Hij sterk genoeg was, in de volheid des tijds, toen Gods ogenblik gekomen was, om de zonden van een gehele wereld te torsen.


Doen wat God u opdraagt


Als wij iets voor God willen dragen, Zijn juk, Zijn last, die licht is, dan moeten wij ergens beginnen. En dat “ergens” ligt daar, waar God duidelijk tot u komt, en waar Hij u ontmoet met wat Hij wil en wat Hij zegt. De moeilijkheid is niet om God aan het spreken te krijgen. Een zucht en de hemel gaat open en Hij zal naar u uitgaan. God zal spreken tot u, als u behoefte hebt aan Zijn vermaning en vertroosting. Maar de moeilijkheid is, dat als God ons spreekt van datgene, waarvan de Klaagliederen ons vertellen – van dat juk – wij in een opwelling van spontaniteit zeggen: Ja Heer!, maar als puntje bij paaltje komt, verwerpen wij dat even zo gauw. Wij kunnen de Heer een gelofte doen en later zeggen: het was een ongelukkig toeval. Maar God vergeet nooit! Hij heeft een geheugen van eeuwigheid tot eeuwigheid! Als wij Hem aannemen als onze persoonlijke Verlosser en Zaligmaker, en wij geloven, dat onze zonden genageld zijn op het Kruis, dan vergeeft en vergeet Hij, Hij gedenkt dan nimmermeer.
Maar uw beloften, daar houdt Hij u aan!


Een gerichte blik


Meer dan lichamelijk sterk worden, is, als wij moreel sterk worden, geestelijk sterk. Als dat juk-dragen ons brengt tot een dienstbaarheid aan God, waarin wij waarlijk worden wat wij kunnen noemen “reuzen” in de Heer. Wanneer wij Hem kennen als de Rots der Eeuwen, dan wil Hij ons maken tot “rotsmannen” en “rotsvrouwen”, wier leven onbewogen en vast zal zijn. God vraagt niet, dat wij schuinsmarcheerders zullen worden, maar dat wij Christenen zullen zijn met een gerichte blik in dit leven.

Uw blik beheerst uw leven”, zei eens iemand, en ik onderschrijf dat. Het Woord van God geeft ons daar een klassiek voorbeeld van. Zolang als zij het juk, dat God hun oplegde, wilden dragen, , zolang zij alleen maar zagen op Degene die gezegd had: “Van alle boom des hofs zult gij vrijelijk eten, behalve van de boom der kennis van goed en kwaad” (Genesis 2:16-17), kon er niets gebeuren met Adam en Eva. Zij hadden alles in overvloed. Maar God bracht een verbod in hun leven. Zolang als wij acht geven op Jezus Christus en op de dingen die van Hem zijn, zal ook ons niets kunnen overkomen. God staat garant. Zolang Israël acht gaf op Jehova, die gezegd had, dat Hij hun Banier was, Jehova-Nissi, ging Israël in het spoor van gerechtigheid en niemand kon hen verslaan. Maar toen zij dat juk menigmaal van zich afwierpen, toen zij niet meer bleven zien op die Onzienlijke, toen was het gedaan met het volk des Heren.

Zo kon het gebeuren, dat de duivel binnenkwam in de Hof van Eden en zei: “Zou het waar zijn wat God gezegd heeft?” En met deze opmerking, deze satanische opmerking, bracht hij twijfel in Eva’s hart. Die twijfel maakte dat zij zich ging afvragen: Wat heeft God eigenlijk gezegd? Haar ogen gingen een andere kant op door die twijfel, zij keken naar die boom der kennis van goed en kwaad. Deze veranderde blik werd een blik die haar leven ging beheersen. Zij stak haar hand uit en kwam tot zonde.
Zien en begeren, dat is satans wetenschap! Dat is ook vaak de overdenking en raadslag van hen, die zaken doen.
Alles is er in dit leven op gezet om uw blik te vangen. En wat uw blik kan vangen, moet ook zodanig zijn, dat het uw blik weet vast te houden. Als u voor een etalage staat van C & A of van V & D, en uw blik wordt gevangen gehouden, hoe gauw zegt u dan: Dat zou mij goed staan! Voordat u het weet, heeft u het begeren al in uw hart door dit snarenspel van de duivel, en hij kan zo goed spelen! Hij speelt u een melodie voor, die u doet begeren.

Het zijn deze dingen, die de mens dikwijls brengen tot wanhoop, ook tot diefstal.


Innerlijke vernieuwing


Wat beweegt een mens tot zonde? Als hij zijn blik afhoudt van Calvarie, als hij niet meer ziet op die Ene, Die zondeloos was en voor ons tot zonde werd gemaakt. U ziet de dingen dan niet meer klaar, u kunt niet meer onderscheiden de wegen van de tegenstander. Voordat u het weet, raakt u gevangen in zijn strikken en steekt u uw hand uit om te ontvangen van de boom der kennis van goed en kwaad. Leer van God, dat Zijn juk is zacht, dat Zijn last licht is en als er geklaagd moet worden, klaag dan over uw zonden. Iedere dag opnieuw is voor ons de dagelijkse bekering noodzakelijk; iedere poging om met het juk verder te gaan, begint iedere dag opnieuw met wat Romeinen 12:1 zegt:

Dat gij uw lichamen stelt tot een levende en heilige offerande, welke is uw redelijke godsdienst”. De Heilige Geest roept ons op om ons lichaam te brengen tot dienstbaarheid aan God.

Zorg, dat dit lichaam doet wat God wil dat het doen zal.

En wordt deze wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoed, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij” (Romeinen 12:2).

U kunt niet weten wat God wil zonder die innerlijke vernieuwing. U kunt niet de wil van uw natuurlijke vader verstaan, of u moet u interesseren voor wat die vader wil. Hetzelfde is meer dan waar in onze geestelijke betrekking tot God. Als wij onze hemelse Vader willen verstaan in wat Hij zegt en in wat Hij wil, dan is het noodzakelijk om van binnen vernieuwd te worden.

Wij moeten die Goddelijke natuur deelachtig worden in de wedergeboorte, dan eerst zullen wij God kunnen verstaan.

Maar om zover te komen, moeten wij bij het begin beginnen, en dat is: “Neem Mijn juk op u, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”.

Ons juk in ons privé-leven is dat, wat wij moeten kunnen dragen als wij Jezus liefhebben. Zeg niet: ik heb Jezus lief, – maar u weigert offerande.
HIJ legt het op u! Zo was het eenmaal in Paulus’ leven. Hij was al veranderd, hij was geen Saulus van Tarsen meer, hij was al Paulus geworden, en dan ineens, iets gevoelende in zijn leven van juk-dragen voor Christus, bidt hij en zegt: Heer, kom mij toch te hulp! En Jezus Christus zegt dan: “Mijn genade is u genoeg”

(II Korintiërs 12:9a).


Genade voor genade


Vandaag is er voor u zoiets weggelegd: een juk dragen om Christus’ wil. Ga niet murmureren, niet klagen, noch over dit, noch over dat, niet kijken naar links en rechts en niet omzien, want een andere blik dan die op Calvarie kan u doen struikelen en vallen. De vrouw van Lot blikte achterom en veranderde in een zoutpilaar. God kan zoiets doen.
Maar ook het tegenovergestelde: God kan ook een Abrahams-kind, dat nog niet bewogen kan worden, dus dat is als een zoutpilaar, onbeweeglijk als steen, – uit zulke stenen kan God Abrahams-kinderen verwekken en dat zijn altijd kinderen die vrijwillig het hun opgelegde juk zullen dragen.

Eenmaal was het zo in Abrahams leven. Hij is de vader der gelovigen, maar beiden, hij en zijn vrouw, konden niet wachten op God. Dat juk-dragen duurde hen te lang en Sara zei: Abraham, ik zeg niet dat God Zich vergist, maar waar blijft het nu? Het duurt zo lang!

Abraham, beken mijn dienstmaagd Hagar. (zie Genesis 16).

Ik geloof dat als Sara haar leven zou hebben kunnen overleven, zij het anders zou hebben gedaan. God heeft haar doen gevoelen, doen weten, in de bitterheid van de ervaring, hoe zwaar het een kind van God komt te staan dat het juk van God aflegt!

Als wij Gods juk weigeren, dan krijgt “een ander” ons te pakken en laat ons zijn juk dragen. Wij weten allen van dit juk te spreken, want wij hebben allen daaronder gebogen: satan is een harde leermeester. Maar dankzij Gods wondervolle genade was er redding bij Jezus. De Heer heeft dit juk van ons afgewenteld.
Het is goed, dat wij iets doen voor Jezus.

Hij zegt: “Neem Mijn juk op u”.

God vraagt ons niet om ons commentaar, of dat wij dat juk eens zullen gaan bekijken. God zegt wat Hij bedoelt en Hij bedoelt wat Hij zegt en Hij neemt er niets van terug.

Petrus, hebt gij Mij lief?” Tot driemaal toe vroeg de Heer hem dat en tot driemaal kreeg hij een juk op zijn schouders: weid Mijn lammeren, hoed Mijn schapen, weid Mijn schapen!

En Petrus heeft het geweten in zijn apostolaat, om alzo het juk van God te moeten dragen. Maar hij zal hebben kunnen instemmen met zijn broeder Paulus, die spreekt van “een lichte verdrukking die spoedig voorbijgaat”


(II Korintiërs 4:17: “Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid”; vgl. I Petrus 2:19-21:

Want dat is genade, indien iemand om het geweten voor God zwarigheid verdraagt, lijdende ten onrechte.

Want wat lof is het, indien gij verdraagt, als gij zondigt, en daarover geslagen wordt? Maar indien gij verdraagt, als gij weldoet, en daarover lijdt, dat is genade bij God.

Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen”).

Met de druk van dit juk schenkt God u genade voor genade, en een kracht die alle mensenverstand te boven gaat.


Blijdschap in het volgen van Jezus


Broeder, zuster, wees gewillig en zeg: Heer, het kan mij niets meer schelen hoe U het wilt en wat U wilt, maar schenk mij genade, opdat ik zal doen wat U wilt! Wij moeten komen op het punt waarop Saulus van Tarsen kwam te staan: Heer, wat wilt Gij, dat ik doen zal? Toen leerde deze Saulus verstaan, dat er een ander juk was, dat hij moest gaan dragen en het heeft hem goed gedaan. Denkt u van niet? Veertien brieven getuigen daarvan. En 14 wijst als het symbolische getal van de “volheid des tijds” heen naar de eeuwige vergeving en verzoening door Christus teweeggebracht.
Op de 10e Nissan moesten zij een lam nemen om het apart te zetten, en op de 14e Nissan, in de nacht van het Pascha, werd dat lam geslacht als een rantsoen (Exodus 12:3-20).
Het is dit Paschalam, dat heenwijst naar Jezus Christus, van Wie de latere Paulus schreef: “Ook ons Pascha is geslacht voor ons, namelijk Christus” (I Korintiërs 5:7).

Zo laat ons dan feest vieren, niet in de oude zuurdesem, maar als een nieuw deeg” (vers 8). En in al zijn brieven legt Paulus daar ook getuigenis van af.

Zolang u wandelt in de oude mens, draagt u een eigen, verdoemelijk, verwerpelijk juk, zwaar, ellendig, maar als u Jezus Christus hebt aangedaan, wordt u een nieuw deeg en kunt u een juk dragen voor onze Here Jezus Christus.
Mogen wij in dit licht een ander woord verstaan van de Heilige Geest: “Draagt elkanders lasten en vervult alzo de wet van Christus” (Galaten 6:2). Ook dit brengt met zich mee, dat wij een juk dragen van Jezus. Maar wij leren als wij het eerste doen, ook het tweede, en met alle liefde, want de liefde verdraagt alle dingen en bedekt alle dingen, en doet ons de lasten van broeders en zusters dragen, omdat wij dat dragen gewend zijn.

Laten wij onze harten daarmee vullen.

Moge het (Heilig) Avondmaal ons doen beseffen, dat wat Hij gedragen heeft, meer is dan wat ons ooit beschoren zal worden.
Mijn kruis gaat niet boven ‘s Heilands kracht.

Hij zal u als juk-drager ook de uitkomst geven op de ogenblikken waarop het u te zwaar is.

Hij draagt het met u en neemt het zwaarste eind op Zich!


Bron: www.eindtijdbode.nl


---------------------



Reacties

Populaire posts van deze blog