ZENDELINGEN IN DE 19e EEUW


DAVID LIVINGSTONE


Maandenlang was ik gedwongen op de vochtige grond te slapen, blootgesteld aan regenbuien […], voedde mij met inheems voedsel en met cassavewortels en -meel, die zoveel ongebonden zetmeel bevatten dat de ogen erdoor aangetast worden, en werd vele uren per dag in relatieve inactiviteit blootgesteld aan de directe zonnestralen, waarbij de thermometer in de schaduw boven de 35 graden Celsius stond. Dit zijn ellendige hygiënische omstandigheden die volgende zendelingen nooit moeten hoeven te doorstaan. Ik noem deze ontberingen niet alsof ik ze als ’offers’ beschouw, want ik vind dat dat woord nooit mag worden toegepast op iets dat wij kunnen doen voor Hem Die uit de hemel neergedaald is en voor ons gestorven is.” – David Livingstone

(zendingsreizen en verkenningen in Zuid-Afrika).


Dit citaat vat de houding van David Livingstone zeer goed samen en geeft ons een inzicht in het leven van de bekende zendeling en Afrika-ontdekkingsreiziger. David Livingstone (1813 – 1873) was tijdens zijn leven al een legende. Hij was de eerste Europeaan die het Afrikaanse continent doorkruiste van Angola aan de westkust tot Mozambique aan de oostkust. Daarbij ontdekte hij ook de beroemde Victoria-watervallen en vernoemde ze naar zijn koningin. In totaal ondernam hij vier grote zendings- en ontdekkingsreizen in Afrika. Hoewel hij tussendoor steeds weer naar het rustige Engeland reisde, werd hij altijd weer teruggetrokken naar Afrika, waar hij in 1873 ook stierf – in een armoedige hut en biddend op zijn knieën.


Een ontdekker omwille van het Evangelie


David Livingstone kwam uit een arme maar vrome Schotse familie. Op tienjarige leeftijd begon hij veertien uur per dag in een katoenspinnerij te werken, gevolgd door twee uur onderwijs. Deze harde dagelijkse routine, gekoppeld aan zijn leergierigheid en bereidheid om te leren, creëerde de ideale omstandigheden voor een zendeling en ontdekkingsreiziger in de zich dynamisch ontwikkelende 19e eeuw. Hoewel hij uit een gelovig gezin kwam, was hij aanvankelijk niet bijzonder geïnteresseerd in geloofszaken.
Terugkijkend schreef hij over deze fase van zijn leven:


Als ik las, verslond ik alles wat ik te pakken kon krijgen, behalve romans. Wetenschappelijke werken en reisboeken waren mijn bijzonder genoegen, hoewel mijn vader […] liever had gezien dat ik [de Puriteinen] had gelezen.”


Halverwege zijn twintiger jaren beleefde Livingstone een soort geestelijke opwekking die hem ertoe aanzette als zendingsarts naar China te gaan. Tijdens zijn opleiding ging deze deur echter dicht als gevolg van de Opiumoorlogen, zodat hij genoodzaakt was een nieuw werkterrein te zoeken.
Korte tijd later ontmoette hij de ervaren Afrika-zendeling Robert Moffat, die hem uiteindelijk overhaalde om met hem mee te gaan naar Zuid-Afrika.


In de 19e eeuw werd naar Afrika verwezen als het ‘Donkere Continent” en het ‘Graf van de Blanke Man’. Het grootste deel van het continent, vooral het binnenland, werd als nog niet ontdekt beschouwd. Livingstone ging de uitdaging echter niet uit de weg en reisde naar Zuid-Afrika, waar hij de eerste tien jaar doorbracht om het land en zijn bevolking te leren kennen en op verschillende zendingsposten te werken. Daarbij zocht Livingstone al vrij vroeg contact met de plaatselijke bevolking, in plaats van vooral om te gaan met andere Europeanen.

“Om de taal goed te leren kennen, heb ik mij hier gedurende ongeveer zes maanden afgesloten van de Europese samenleving en op die manier inzicht gekregen in de gewoonten, de manier van denken, de wetten en de taal, wat sindsdien een niet te onderschatten voordeel is gebleken.”


Deze houding is waarschijnlijk een van de basisvoorwaarden voor Livingstones levenswerk om de Afrikaanse binnenlanden te verkennen en manieren te vinden om het Evangelie in Afrika te verkondigen. Daarom waagde hij zich, in gezelschap van vriendschappelijke inboorlingen, op paden die geen Europeaan ooit eerder had bewandeld – voortdurend geconfronteerd met gevaren door wilde dieren, vijandige stammen en dodelijke ziekten. Livingstone was ervan overtuigd dat alleen het Evangelie en de macht van Christus voorgoed een einde konden maken aan de vele kwalen die hij op zijn reizen tegenkwam. Een van de grootste kwaden was de slavernij en de vernietigende animistische kijk van de Afrikaanse stammen op de wereld en de mens.

Enkele jaren voor Livingstones geboorte had de jarenlange inspanning van William Wilberforce geleid tot de officiële afschaffing van de slavernij in het Britse Rijk. Niettemin bleef de slavenhandel door de Portugezen, de Arabieren en ook onder de Afrikaanse inboorlingen groeien.

In zijn geboorteland Engeland werd hij gevierd als een held en ontdekkingsreiziger, maar in de persoonlijke omgang was Livingstone allesbehalve gemakkelijk. Hij gaf alles wat hij had, maar eiste dezelfde inzet van zijn metgezellen. Hij was ook berucht als een eenzame boekenwurm, en het valt te betwijfelen of hij een goede echtgenoot en vader was. Toch zijn er een paar dingen die ik van Livingstone zou willen leren.


Vertrouwen op de heerschappij van Jezus


Livingstone moest het verwijt verdragen dat hij meer geïnteresseerd was in onderzoek dan in de verspreiding van het Evangelie. Maar als je zijn reisverslagen leest, wordt duidelijk dat hij het geestelijke leven niet scheidde van het wereldse, maar alles beschouwde onder de heerschappij van Christus. “Ik dien Christus als ik voor mijn mannen een buffel schiet of een waarneming doe, ook al zullen sommigen dat niet voldoende of geenszins missionair vinden.”

Ik merk vaak dat ik mijn dagelijks leven verdeel in ‘geestelijke’ en ‘wereldlijke’ activiteiten, ook al heeft dit geen Bijbelse basis. Livingstone heeft mij opnieuw de ogen geopend voor wat Paulus bedoeld toen hij schreef: “En alles wat u doet met woorden of met daden, doe dat alles in de Naam van de Heere Jezus, terwijl u God en de Vader dankt door Hem” (Kolossenzen 3:17).


Waardering voor anderen


Livingstone had een groot hart en hij had veel waardering voor het werk van Christenen van andere denominaties. Hij prees het werk van Rooms-katholieke missionarissen die de Afrikanen hadden leren lezen en schrijven – ook al betreurde hij dat zij de mensen zonder Bijbel achtergelaten hadden. Het ging hem niet om het stichten van presbyteriaanse Gemeenten, maar om het verspreiden van het Christendom.

“Wij geloven dat het Christendom van Goddelijke oorsprong is en opgewassen tegen alles wat het tot stand te brengen heeft; moge daarom het goede zaad wijd en zijd worden gezaaid en de oogst glorieus zijn, ongeacht tot welke denominatie de bekeerlingen behoren.”


De Bijbel moet onze voornaamste leidraad zijn en nooit een bepaalde Christelijke denominatie. Ik wil van Livingstone leren om met vreugde het werk van God te erkennen, ook onder Christenen die er anders over denken dan ik – zolang het Evangelie maar in waarheid verkondigd wordt

(zie Filippenzen 1:15-18).


Vertrouwen op Gods werk


Jezus heeft beloofd dat Hij zijn Gemeente zou bouwen en dat niets en niemand Hem zou kunnen tegenhouden (zie Matteüs 16:18:

En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen”).
Livingstone was hiervan overtuigd. Hoewel hij geen groot prediker was en nauwelijks een authentieke bekering doormaakte, wist hij dat Gods Woord op Zijn tijd Gods wil zou dienen!


In Madagaskar werden enkele Christenen achtergelaten met niets anders dan de Bijbel in hun handen; en hoewel zij werden onderworpen aan vervolging en zelfs de dood als straf voor het aanhangen van hun geloofsbelijdenis, vertienvoudigde hun aantal en zijn zij thans vastberadener in hun geloof dan toen de zendelingen werden gedwongen hun onderwijs te staken door een edict van de koningin van dat eiland.”


Als beroepstheoloog vraag ik mij vaak af wat mijn dagelijks werk überhaupt oplevert; ik heb vaak de indruk dat het weinig verschil uitmaakt. Livingstone was tevreden met zijn trouwe dienst, ook al rekende hij erop dat pas toekomstige generaties de vruchten van zijn inspanningen zouden plukken.


Oog voor de eeuwigheid


De adembenemende schoonheid van de wildernis in Afrika maakte een diepe indruk op David Livingstone en vervulde hem met grote dankbaarheid jegens de Schepper. Ondanks alle ontberingen van zijn expedities was hij in staat stil te staan en zich te verwonderen over Gods wijsheid en grootheid in de schepping.

Maar zijn spirituele blik reikte veel verder dan deze wereld.
Op een dag, geconfronteerd met de vreugde over een natuurlijk landschap, schreef hij:


Op de open plek, omringd door oerwoudbomen in verschillende kleuren, kronkelde in het midden een beekje. Een kudde antilopen stond aan de ene kant bij een grote baobab-boom en keek ons aan. Sommigen vragen achteloos, anderen maakten zich klaar om te vluchten. Een grote witte neushoorn liep langzaam onder door het dal zonder ons op te merken. Omdat het zondag was, konden wij niet nalaten te denken aan de tweede etappe van ons bestaan, die ons zal voeren naar taferelen van volmaaktere schoonheid.”


Tijdens zijn verblijf in Afrika, was Livingstone getuige van de excessen van de zonde. Hij zag kinderen en vrouwen die tot slaven waren gemaakt, mensen die verwikkeld waren in afgoderij en stierven zonder hoop op redding. Hij verloor vrienden en zelfs zijn eigen vrouw aan tropische ziekten; maar toch was zijn vreugde in Gods heerlijkheid groter dan de pijn van de invloed van de zonde in de wereld.

Dit is het perspectief dat ik voor mijn eigen leven zou willen hebben. Want als wij werkelijk overtuigd zijn van Gods Almacht, moge wij ons vol vertrouwen verheugen in deze wereld en op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid heerst!


Bron: De Stem Andreas Münch juli 2022


--------------------







Reacties

Populaire posts van deze blog