BEGRIJPT U GODS WOORD?    C.H.Spurgeon


“En Filippus liep toe, en hoorde hem (de kamerling) de profeet Jesaja lezen, en  zei: ‘Verstaat gij ook, hetgeen gij leest?’ En hij zei: ‘Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht?’ En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. En de plaats van de Schrift die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor die, die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. In Zijn vernedering is Zijn oordeel weggenomen; en wie zal Zijn geslacht verhalen? Want Zijn leven wordt van de aarde weggenomen.” 

(Handelingen 8:30-33)


Hoe deze ‘kamerling’ van de koningin van Ethiopië een ‘Jodengenoot’ geworden is, weten wij niet. Het boek, waar hij zo graag in las, is misschien het middel geweest waardoor hij de God van Abraham ging aanbidden. Tot dat doel heeft de Bijbel immers reeds duizenden keren geleid. Hoe dan ook, hij volgde het licht dat hij had. Alhoewel hij nog niet tot de volle heerlijkheid van het Christelijk geloof was doorgedrongen, was het toch erg waarschijnlijk dat het zover zou komen. Hij was immers duidelijk bereid de waarheid te volgen, waar haar vlammende toorts hem ook maar heen zou leiden. Dat er in onze tijd toch eens meer oprechtheid werd gevonden en minder van dat vooroordeel, waardoor de gedachten van mensen beneveld zijn.

Wees eerlijk ten opzichte van de waarheid, zoals die tot u komt. Als God u alleen eenvoudig kaarslicht geeft, maak daar dan goed gebruik van. Dan zal God het licht van uw lamp aanwakkeren totdat dit schijnt als het zevenvoudig gouden licht in het Heilige der Heilige. Zij die God verlang­en te zien bij de maan van de natuur zullen spoedig verlicht worden door het zonlicht van de openbaring. Maak goed gebruik van wat u hebt ontvangen, in plaats van steeds weer te klagen dat u niet meer licht hebt. Velen klagen over hun onbekwaamheden, terwijl ze nog nooit hebben geleerd door hun eigen bekwaamheden een streep te zetten. Dat is puur bedrog.

Toen hij een Jodengenoot was geworden van het geloof van Israël, maakte de kamerling een lange en gevaarlijke reis naar Jeruzalem. Na dit plechtige feest te hebben bijgewoond, keerde hij terug. Terwijl hij terugreisde las hij uit het Woord van God. Hij had voor zijn meditatie het boek van de profeet Jesaja uitgekozen. Vindt u het niet erg opmerkelijk dat hij op dat moment de beste tekst las die Filippus uitgekozen zou kunnen hebben? Hij was aangekomen bij een gedeelte van de Schrift. Vanuit dat gedeelte verkondigde de evangelist hem Jezus, zonder ook maar iets uit te weiden. Hij verkondigde hem Christus als het geslachte Lam, het gewillige offer voor schuldige mensen. 

Het komt overigens vaak voor in bekeringen dat de voorzienigheid samenkomt met het werk van de Heilige Geest. De prediker wordt vaak door de Geest van God aangespoord om van de preekstoel te verklaren wat iemand zelf in de Bijbel gelezen heeft. God heeft Zijn dienaren immers overal. Hij geeft overal Zijn verborgen aanwijzingen. Zo worden al deze dienaren ertoe geleid om samen te werken naar het door God van tevoren bepaalde doel. Zij zijn zich daar vaak nauwelijks van bewust. Hoe vaak is het al gebeurd dat de gesprekken die de jonge mensen onderweg hadden, door de predikant precies herhaald werden. Deze bijzondere overeenkomst heeft hen dan getroffen. Dit werd dan het middel om een indruk in hun hart achter te laten! Het is mijn wens dat God geeft dat zoiets vanavond opnieuw zal gebeuren - ik weet dat dit zal gebeuren. Jaren geleden dwaalde er in deze kerk eens een verwilderde jonge man rond. Hij hoorde mij preken en hij geloofde in Jezus. Hij is een tijd lang een geëerd diaken geweest van een dichtbij gelegen Gemeente. Zijn er geen andere mensen hier, die dezelfde redding zullen leren kennen?

Deze vooraanstaande hoveling is aan het lezen. Dat is een aanbevelenswaardige bezigheid. Dat er gelezen wordt is op zich al een hoopvol teken. Tegenwoordig hoeven we jonge mensen nauwelijks meer aan te sporen om eens iets te lezen. “Houd aan in het lezen”, zei de wijze apostel Paulus. Dat was een heel goed advies aan Timotheüs. Laten alle Christenen, mensen zijn die lezen. De vraag van Filippus bevatte vervolgens echter deze woorden “hetgeen gij leest”. Het blijkt nodig te zijn te onderzoeken wat er gelezen wordt. 

Ik ben bang dat veel wat vandaag de dag gelezen wordt, veel beter ongelezen kon blijven. Massa’s boeken zijn vruchten van een vervloekte boom; de boom van de kennis van het goed en het kwaad. Deze boom wordt bevochtigd door de rivieren van het verderf. De vruchten van deze giftige boom zullen de harten die er door gevoed worden, geen goed doen. Ze zullen daar ernstige schade aanrichten. Ze zullen het vermogen bederven om te onderscheiden tussen goed en kwaad. Zij zullen de gedachten en de fantasieën bevuilen. Er zijn mensen, die voor eeuwig geruïneerd zijn, doordat zij een slecht boek hebben gelezen. Beschouw het niet als een kleinigheid slechte taal te hebben aangehoord. Beschouw echter het lezen van een slecht boek, dat uw hart verwoest heeft, als een groter kwaad. Dit heeft een litteken achtergelaten op uw geweten. 

De schrijver van een slecht boek is iemand die bewust vergiftigt en in het geheim gif werpt in de bronnen waaruit mensen drinken. De drukkers en uitgevers van zulke werken zijn medeplichtigen in deze misdaad. Jonge mensen, u wilt lezen. Wie van ons zou u daarvan terug willen houden? Let er echter wel op wat u leest! Ik heb met meer gretigheid dan andere mensen allerlei soorten boeken gelezen. Daarom kan ik getuigen dat de beste boeken het beste gelezen kunnen worden. Hoe meer wij de Bijbel lezen en de boeken die leiden tot een beter begrip van de Bijbel, hoe beter het voor ons is. 

Ik word er niet blij van als ik zie dat in een bibliotheek alle romannetjes twee of drie keer opnieuw ingebonden moeten worden, vanwege de slijtage door het vele lezen. De boeken die feitelijke informatie en gedegen onderwijs bevatten, worden echter nooit gelezen. Boeken die gaan over eeuwige zaken, krijgen weinig belangstelling. Ik ben bang dat het volgende, op enkele uitzonderingen na, de algemene regel is. “Verstaat u wat u leest?” is een vraag die je nauwelijks meer durft te stellen aan iemand, alvorens hij besloten heeft niet meer allerlei onzin en leugens te lezen. Hij besluit dan alleen nog geconcentreerd te lezen wat nauwkeurig weergegeven is, wat echt waar is, wat geestelijk onderwijs geeft, wat werkelijk opbouwt. Lees! Let er op wat u leest! Probeer te begrijpen wat u leest!

Filippus stelde een heel doordringende vraag aan deze man met zo’n hoge functie. Hij maakte eerlijk en ernstig gebruik van de zeldzame mogelijkheid om de ‘upper ten’ te bereiken. Wij vinden het gemakkelijk genoeg om vragen te stellen aan iemand, die arm is. Maar hoe moeten we de rijken bereiken? We hebben preken die afgestemd zijn op het volk. Het zou nuttig zijn ook preken te hebben voor het ‘hogerhuis’, evangelisatorische toespraken voor het ‘lagerhuis’. Zijn er ergens grotere zondaars te vinden dan juist op deze plaats? De rijken zijn niet beter en niet slechter dan de armen. De verschillende gelaagdheden van de bevolking hebben elk hun goede en slechte eigenschappen. Dat is vaak evenredig verdeeld per ‘klasse’. 

Ik ben ervan overtuigd dat er geslaagde zakenmannen en miljonairs zijn voor wie het goed zou zijn als ze eens wat onderwezen werden in de dingen van het Koninkrijk van God. Het zou hen bijvoorbeeld heel goed kunnen doen een duidelijke preek te horen over “U moet wedergeboren worden!” Wat is toch eigenlijk de reden dat we klaar staan om tot werknemers duidelijk en onomwonden te spreken en niet met hun werkgevers? Ik bewonder Filippus vanwege zijn vrijmoedige houding ten opzichte van de koninklijke kasbewaker. Deze man met zijn hoge functie rijdt in een rijtuig! Kijk eens goed naar zijn hofstoet en naar zijn nette manieren. Hij is een belangrijk persoon. Toch gaat Filippus in de pas lopen met het rijtuig. Hij is zelf helemaal niet zo’n bijzonder persoon, maar alleen een arme prediker van het Woord. Plechtig vraagt hij: ”Verstaat u ook wat u leest?” Jonge mensen, ergert u zich er niet aan als dienaren van Christus u duidelijke vragen stellen. Als u dat toch doet, dan bent u niet zo ‘edel’ als deze Ethiopische kamerling. Jonge mensen, als u de Heere kent, schaamt u zich dan niet om belangrijke vragen te stellen aan andere mensen. Vrijmoedige vragen geven vaak minder aanstoot dan de meer beleefde en indirecte vragen, waar schuchterheid achter schuil lijkt te gaan. 

Ik ben bang dat de wereld de kerk maar zelden kan aanklagen te indring­end te zijn in haar appèl. Kijk eens naar het gedrag van hen die zonder God leven. Waar kunt u wonen in een straat van Londen, vooral in dit gedeelte van de stad, zonder dat de nacht verstoord wordt door hun losbandige liedjes en geschreeuw? Zij dringen ons hun goddeloosheid op. Mogen wij onze godsdienst dan niet aan hen presenteren? Als we recht op iemand aflopen en hem in de naam van Christus toespreken, zal hij misschien zeggen: ”U dringt uw geloof aan mij op!” Wel, wij zijn niet de enige mensen die ‘opdringen’, want er zijn veel mensen die hun vuile taal aan ons opdringen als we door de straten lopen. Ook dringen ze hun ongeloof aan ons op in de dagelijkse kranten. De wereld geeft de toon aan en als wij haar gewoonten volgen heeft zij geen recht om te klagen. Als zij die zonder God leven zo fijnbesnaard worden, dat ze er bang voor zijn ons te kwetsen door hun ongelovige redeneringen, dan zullen wij in overweging nemen hoe we ons net zo fijnbesnaard kunnen opstellen ten opzichte van hen. Ondertussen wil ik wel graag de vraag stellen of er eigenlijk wel iets is wat een man Gods niet zou mogen zeggen. Het moet dan natuurlijk wel de waarheid zijn en het doel moet zijn dat hij zich ernstig op de redding van zijn naasten richt. 

Maar de vraag was: ”Verstaat gij ook hetgeen gij leest?” Mijn broeders, ik wil u op het hart drukken dat u en ik het nodig hebben de Bijbel te begrijpen. Ik wil er van uitgaan dat u de Bijbel leest. Ik hoop dat die veronderstelling juist is. Als u echter de Bijbel leest, doe dan vooral uw best om dit vervolgens ook te begrijpen. Dit Boek is geschreven om begrepen te worden. Het is een Boek dat tot ons spreekt over onze levens (want de ziel is het echte leven). Ook spreekt het over de eeuwige zegen en de weg om die te verkrijgen. Het moet zo geschreven zijn, dat het begrepen kan worden. Als God ons een openbaring zou geven die we niet konden bevatten, zou dat een bespotting van God zijn. Het was de bedoeling dat de Bijbel verstaan zou worden. Het zegent ons dan ook in de mate waarin we door kunnen stoten tot de betekenis. Als de woorden van de Schrift slechts het ene oor in, en het andere oor uit gaan, kunnen ze ons geen enkel goed doen. 

Ik had eens een gesprek met iemand over een belangrijk leerstuk. Ik geloof dat dit leerstuk duidelijk in de Schrift geleerd wordt. Maar deze man zei dat hij de Bijbel op zijn knieën door had gelezen - als ik het me goed herinner wel zes keer. Hij had dit leerstuk echter niet in de Bijbel kunnen vinden. “Broeder”, antwoordde ik, “dat is ook een veel te moeilijke houding om de Bijbel te lezen! Ik zou liever op een stoel gaan zitten om de bladzij in een natuurlijke en gemakkelijke houding te bestuderen. Bovendien zou ik er niet zo snel door heen zijn gesneld, zoals u door de hoofdstukken heen moet hebben geracet. Ik zou liever weinig tegelijk gelezen hebben en het geprobeerd hebben te begrijpen.” 

“Verstaat gij wat gij leest?”, dat is de vraag. “Ik lees elke morgen een hoofdstuk”, zegt iemand. Dat is heel goed, blijf dat doen, maar “verstaat gij ook hetgeen gij leest?”. “Wel, ik leer ook dagelijks een tekst uit mijn hoofd.” Fijn, maar “verstaat gij ook hetgeen gij leest?” Dat is het belangrijkste punt. De vlinder fladdert van bloem tot bloem, zonder dat dit ook maar enig resultaat heeft. Maar kijk nu eens naar de bijen. Zij dringen zich helemaal in de bloemkelken. Dan komen zij eruit, terwijl zij vol met stuifmeel zitten. Hun magen zijn gevuld met de heerlijkste honing, om die naar hun korven te brengen. Dat is de manier om de Bijbel te lezen: dring de bloemen van de Schrift binnen. Dompel u in de diepste betekenis en zuig die verborgen zoetheid eruit, die de Heere daarin heeft gedaan ten behoeve van uw geestelijke verfrissing. 

Een boek dat vol is met diepe gedachten moet aandachtig gelezen worden. Als de auteur er lang over heeft gedaan dit te schrijven, en als het hem veel denkwerk gekost heeft, is men het hem verschuldigd zijn boek zorgvuldig te lezen. Als de gedachten van mensen het waard zijn zorgvuldig bestudeerd te worden, wat zal ik dan zeggen over de hoge gedachten van God, die Hij voor ons in dit Boek heeft opgeschreven? Laten we onszelf dan volledig richten op dit Boek. Laten we dan vragen om meer bevattingsvermogen. Laten we het bevattingsvermogen dat we al bezitten, gebruiken om het hart van het Woord van God te bereiken. Laten we ons daarbij tot doel stellen het te begrijpen en er door gevoed te worden. Ik verzeker u dat de Bijbel begrepen kan worden. Ik wil niet zeggen dat er iemand op aarde is die alles ervan begrijpt. Ik zou zelfs niet in de Bijbel kunnen geloven als ik er alles van begreep. Dan zou ik denken dat het van iemand kwam, die aan mij gelijk is. Dan kon het niet afkomstig zijn van de hoogste gedachten van de Meester. Zijn gedachten moeten alle andere gedachten te boven gaan, zoals de hemel hoger is dan de aarde. Alles wat waar is, alles wat fundamenteel is, alles wat nodig is voor de eeuwige redding van ons leven, kan met Gods hulp begrepen worden. Als wij er tenminste naar verlangen om dit te begrijpen. Ik verzoek u te graven in het Woord. Wees bereid deze vraag te beantwoorden: ”Verstaat gij ook hetgeen gij leest?” Ik verlang ernaar deze zaak op uw hart te drukken. Daarom ga ik in het kort op de volgende drie vragen in:

- Wat is het belangrijkste, dat begrepen moet worden van dit Boek?

- Hoe kunnen wij weten of we de Bijbel werkelijk begrijpen?

- Wat kunnen wij doen om de Bijbel te begrijpen, iets waar we zo naar verlangen?


Allereerst, wat is dus het belangrijkste dat begrepen moet worden van dit Boek?

Ik geloof met heel mijn hart dat dit staat in de passage, die de kamerling aan het lezen was. Dat is een heel opmerkelijke passage. Het is een gedeelte, dat begint in Jesaja 53 en nog enkele hoofdstukken door gaat. Ik wil u een vers of twee voorlezen uit dat gedeelte, wat de kamerling al snel gelezen zou hebben als hij door was gegaan met het onderzoeken van de woorden van de profeet. Hij had de woorden al gelezen: ”Wij dwaalden allen als schapen; wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; maar de HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.” Dit was iets, wat hij kon toepassen op zichzelf. Hij was afgedwaald en hij kende zijn verloren toestand. 

Blader nu eens door naar hoofdstuk 54 en lees dit: ”Gij zult uitbreken ter rechter- en ter linkerhand; en uw Zaad zal de heidenen erven; en zij zullen de verwoeste steden doen bewonen.” 

(vers 3).  Hij zou gedacht kunnen hebben: ”Ik ben één van de heidenen en daarom hoor ik bij de volken die door het Zaad beërfd zullen worden.” Wanneer hij het vijfenvijftigste hoofdstuk bereikt zou hebben, zouden zijn ogen getinteld hebben terwijl hij las: ”O alle gij dorstigen, komt tot de wateren!” (vers 1) en ”Zoekt de HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.” (vers 6). Ook hier zou hij de stem van God gehoord hebben, die mensen nodigt tot Zijn Gezalfde te komen. Hij zou de belofte hebben opgemerkt: ”Ziet, Gij zult een volk roepen, dat Gij niet kende, en het volk dat U niet kende, zal tot U lopen, om des HEEREN uws Gods wil.” (vers 5).  Hij zou blij zijn te zien dat hoewel de Ethiopiërs waren ingesloten bij hen die Christus niet kenden, zij toch naar Hem toe zouden rennen. 

Wilt u nu u hoofdstuk zesenvijftig vers drie opzoeken? Ik denk dat de kamerling dit al eens eerder gelezen had. Het moet een favoriet gedeelte voor hem zijn geweest. Het luidt namelijk als volgt: ”Laat de gesnedene (kamerling) niet zeggen ‘Ziet ik ben een dorre boom’. Want alzo zegt de Heere van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond. Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan van de zonen en van de dochters.” Was dat niet op een heel gerichte wijze persoonlijk en vol van troost? Ik verbaas mij er niet over dat hij graag aan het lezen was in de buurt van zo’n mooie belofte. Daarin zag hij de tedere ontferming van de Heere voor personen, die normaal gesproken veracht werden.

De passage die Filippus uitlegde, bevat echter het meest wezenlijke, wat elk jong mens moet weten. Hij moet het zesde vers van het drieënvijftigste hoofdstuk van Jesaja kennen en begrijpen. Het begint met ‘allen’ en het eindigt met ‘aller’. Laat het dan in jullie geheugens gegrift zijn: ”Wij hebben allen gedwaald als schapen, wij keerden ons een ieder naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.” 

Het is allereerst nodig dat we begrijpen dat we allen gedwaald hebben als schapen. Hij die niet weet dat hij heeft gedwaald, zal geen belangstelling hebben voor de Herder, die komt om hem terug te brengen. Een verootmoedigend, hartverscheurend besef van ons persoonlijk afdwalen van de Heere is het belangrijkste middel, waardoor de hemelse Vader ons tot de Heere Jezus en Zijn verlossing leidt. Ik wil dat elk jong mens hier weet en begrijpt dat verlossing een gift is van Gods genade aan hen, die schuldig zijn. Verlossing is nooit het loon van menselijke verdienste. Christus is niet gekomen om u te redden, omdat u zo goed bent. Christus is ook niet gekomen, omdat u dit verdiend hebt, want u hebt niets verdiend. Hij zou niet naar de aarde gekomen zijn om u te redden, als u dat zelf al verdiend had. Waarom zou Hij dat dan nog doen? Dat zou helemaal niet nodig zijn geweest. 

Als ik het geluid van het rijtuig van de dokter hoor, die hard door de straat heen rijdt en ik me afvraag waar hij heengaat, dan komt het niet bij me op te denken dat hij zich zo haast naar iemand die gezond en wel is. Ik ben ervan overtuigd dat hij zich haast naar iemand die erg ziek is, die misschien zelfs aan het sterven is. Anders zou de dokter niet zo hard rijden. Zo is het precies hetzelfde met Jezus Christus. Als Hij Zich haast op de vleugels van de wind om een mens te redden, ben ik er zeker van dat de persoon die Hij bezoekt, ziek is van de epidemie van de zonde. Dan maakt deze Dokter haast omdat de ziekte zich aan het ontwikkelen is en zal eindigen in dood en verderf. Hij is niet gekomen om “de rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar de onrechtvaardigen”. Jezus verspilt Zijn genade niet aan degenen die al goed zijn. “Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden.” (Lukas 1:53).

Ik zou erg graag willen dat u ook de tweede helft van Jesaja’s vers begreep: ”De HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.” Deze uitdrukking bevat meer wijsheid dan al de wijsheid van de grote filosoof Aristoteles. Er is meer wijsheid in deze ene zin, dan in al de boeken van de bibliotheek van Alexandrië. De Heere heeft de zonde van de mensen afgenomen en die uit eigen vrije wil op Zijn geliefde Zoon gelegd. Zijn Zoon heeft die last gewillig gedragen, als onze Plaatsvervanger. Hij heeft Zich aan het kruis laten slaan. Daar heeft Hij alles wat voor die hele last van zonde betaald moest worden gedragen, tot aan de straf van de duisternis, de verlating van God en de dood toe. Door deze straf te dragen heeft Hij de zonde weggedaan en haar in Zijn eigen graf geslingerd. Daar ligt het nu voor eeuwig begraven. Nu mag iedereen die in Jezus gelooft weten dat zijn zonde op Christus is gelegd, dat zijn zonde gedragen is door Christus en dat zijn zonde weggenomen is door Christus. 

Iets kan namelijk niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Als mijn zonde op Christus gelegd is, is die niet langer op mij gelegd. God kan één misdaad niet twee keer straffen. Als God de Heere Jezus heeft aanvaard als mijn Plaatsvervanger, dan kan Hij mij nooit meer straffen. De rechtvaardigheid van God kan niet twee keer de straf eisen.

Als God twee keer een straf zou vorderen, dan zouden liefde en rechtvaardigheid met elkaar verward worden. Liefde en rechtvaardigheid zouden erdoor te niet gedaan worden. Zo’n onrechtvaardigheid kan niet bestaan. 

Dit is de manier om uw zonde kwijt te raken: u kunt die niet dragen, Christus droeg die. U moet alleen maar Christus aannemen als uw Plaatsvervanger. Dan kunt u weten dat uw zonden verdwenen zijn en dat de diepten uw zonden opgeslokt hebben. Er is niet één zonde achter gebleven. Ik denk weleens dat als mensen dit zouden begrijpen, ze niet zouden aarzelen de Heere Jezus aan te nemen. 

Ik hoorde eens een verhaal over een prediker in Edinburgh die bij één van de arme mensen uit zijn Gemeente op bezoek ging. Hij hoorde dat zij in diepe armoede verkeerde en daarom ging hij haar opzoeken om hulp aan te bieden. Toen hij bij haar huis kwam werd er niet opengedaan, alhoewel hij herhaaldelijk aanbelde. Toen hij haar een tijdje later ontmoette, zei hij: ”Jeanet, ik belde bij je aan om je te helpen, maar je hoorde me niet.” “Hoe laat kwam u dan, meneer?”, vroeg ze. “Het was ongeveer twaalf uur.” “O”, zei ze, “ik heb u wel gehoord, meneer, maar ik dacht dat het de man was die de huur kwam ophalen.” Zo is het ook vaak bij ons. Mensen horen de roepstem van Christus wel, maar ze houden zich doof, omdat ze denken dat Hij wil dat zij iets doen. Maar Hij wil helemaal niets van u. Hij wil dat u ontvangt, wat Hij al gedaan heeft. Hij komt ‘beladen’ met genade en met Zijn handen vol zegeningen. Zo klopt Hij aan uw deur. U hoeft die alleen maar open te doen en Hij zal binnenkomen. Met Hem zal de redding binnen komen. 

Zeg dan: ”Kom binnen, onbekende Reiziger! Wat hebt U in Uw handen? Ik wil graag ontvangen wat U mij brengt.” Zal niet de één of andere jongen die hier zit en dacht dat godsdienst met allerlei zware eisen te maken heeft, van gedachten veranderen nu hij begrijpt dat het juist een prachtige gave is? Redding is een gave, een vrije gave van God. “Wie wil, neme het water van het leven om niet.” De Zaligmaker tilt de zonde van de mensen af en legt die op Zichzelf. Vervolgens doet Hij deze zonde teniet, eens en voor eeuwig, door Zijn dood aan het kruis. 

Hoor dit dan, schuldige mensen. U wordt een volkomen redding aangeboden in het Woord van God, redding van ieder kwaad. U zult geholpen worden om iedere zondige begeerte en elke slechte gewoonte te overwinnen. Hij zal u helpen de baas te zijn over uw gedachten, om te heersen over uw eigen wil. Als u de Heere Jezus aanneemt, zal Hij in uw hart komen en uw en Zijn vijand daar uit werpen. Dan zal Hij van dat moment af in u regeren, totdat Hij u volmaakt heeft en u geschikt acht om in eeuwige heerlijkheid met Hem te leven. Ik hoop dat u deze uiterst belangrijke zaak begrijpt: ”Wij dwaalden allen als schapen; wij keerden ons een ieder naar zijn weg. Maar de HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.”

Ten tweede, waaraan kunnen wij toetsen of mensen de Bijbel begrijpen, in het bijzonder met betrekking tot deze passage?

Het criterium of iemand dit belangrijke gedeelte van de Bijbel begrijpt, is, dat Jezus Christus dan alles voor hem betekent. Kijk maar naar Filippus. Hij begreep dit gedeelte van de Bijbel en toen hij dit uitlegde, verkondigde hij de kamerling Jezus en niets anders. Ik probeer uit alle macht mijn Heere Jezus Christus te verkondigen. Ik houd er van mensen te ontmoeten die zich in dit onderwerp verheugen. Sommige critici roepen ons op om eens iets nieuws te verkondigen. Dat wil ik ook doen, en daarom verkondig ik Jezus, want Hij is altijd nieuw. In Hem is niets verouderd. De dauw van de jeugd ligt altijd op Hem.

Er zou nu gezegd kunnen worden: ”Maar er worden toch voortdurend nieuwe leerstellingen verkondigd?” Ja, maar deze verouderen binnen een maand. Het is rommel die niet langer houdbaar is dan groenten en fruit en die snel weggegooid moet worden, anders bederft het. Tijdens mijn leven heb ik meer dan twintig soorten moderne theologieën op zien komen, maar die komen op en verdwijnen weer. Maar Jezus Christus blijft Dezelfde, gisteren, heden en tot in eeuwigheid.

Als u Jezus Christus hebt, dan hebt u alles. U moet Christus hebben en niets anders dan Christus. U zult niet veilig zijn als u rustig doorleeft zonder de Heere Jezus, de Goddelijke Zaligmaker, vast te hebben gegrepen. 

“Maar”, zegt iemand, “want denkt u dan van de Socinianen en de Unitariërs, die de godheid van de Heere Jezus ontkennen?” Hierover kom ik tot dezelfde conclusie als een oude Baptistenpredikant. Deze predikant vond het heel erg dat er een kerk van de Socinianen geopend werd tegenover zijn eigen kerk. Eén van zijn diakenen zei, “Dit is iets verschrikkelijks, deze tegenstand van de overkant van de weg.” “Ik vind dat de naam ‘tegenstand’ niet waard”, zei de predikant. Toen riep de diaken het uit: ”Waarom zegt u dat, zij zijn Unitariërs, zij ontkennen de godheid van Christus!” De oude man sprak: ”Als je een bakkerswinkel in beheer hebt en tegenover je opent iemand een zaak met ijzerwaren zou dat geen tegenstand, geen concurrentie betekenen. Die man is met heel iets anders bezig. Zij die ontkennen dat Jezus God is, zijn met heel iets anders bezig. Als u ijzerwaren nodig hebt, moet u naar hem toegaan. Maar als u het hemelse brood wilt ontvangen, moet u naar de Heere Jezus kijken, de Zoon van de Allerhoogste.” 

Als u dus de Bijbel wilt begrijpen, onderzoekt uzelf dan aan de hand van dit criterium: Is de Heere Jezus alles voor mij?

U begrijpt de Bijbel als u de Heere Jezus de hoogste plaats wilt toekennen en als u Hem met heel uw hart gelooft en u helemaal aan Hem overgeeft.

Elk jong mens, die in de Heere Jezus gelooft, moet zich met hart en ziel voor eeuwig aan de Heere Jezus overgeven. “Dat is een jongen, die ik gebruiken kan, want hij is T en V.”, zei iemand eens. Toen hem gevraagd werd wat dit betekende antwoordde hij: ”Totaal en volkomen van Jezus Christus.” Zo iemand is tegenwoordig goud waard. Jezus was er ook ‘totaal en volkomen’ voor ons. Hij had ons lief en gaf Zich over voor ons. Er mag geen enkele ruimte voor halfslachtigheid zijn in onze houding ten opzichte van Hem. 

Als we de Bijbel goed gelezen hebben, hebben we niet dat soort Christendom geleerd dat ons op zondag heiligt en door de week oneerlijk maakt. De ware heiligen hebben een godsdienst die hen als het ware in het bloed zit, die heel hun natuur verandert. Deze godsdienst doordringt de kern van hun bestaan, zodat het deel uitmaakt van hun wezen. Praktisch Christendom is het enige echte Christendom. Als u uw godsdienst aan de kant kunt leggen, adviseer ik u dat zo snel mogelijk te doen. Dan blijkt dat u geen echte Christen bent, want een echte Christen kan zijn godvruchtigheid net zo min van zich afzetten als hij zich van zijn hoofd kan ontdoen.

Ik mag deze kamerling wel: al snel vraagt hij om gedoopt te worden. Hem werd niet geadviseerd dit te doen, maar hij stelde het zelf voor. Hij gaf zichzelf over aan zijn Heere en Meester om onmiddellijk de wil van zijn Meester te doen. God had er in Zijn voorzienigheid voor gezorgd dat er op dat moment water voorhanden was, zodat hij op dat moment aan het bevel van zijn Meester kon gehoorzamen. Jongen mensen, op welke manier de Bijbel ook maar van u vraagt om uzelf aan God toe te wijden, werk eraan en laat het onmiddellijk plaats vinden. Probeer uit te vinden wat de Bijbelse weg is en volg die zonder uitstel. Geef uzelf op deze manier helemaal over aan de Heere. U hebt de Bijbel nog niet begrepen als u dat niet doet.

Het volgende is dit: wanneer u de Bijbel leest en goed begrijpt, maakt dit u blij. Deze kamerling vervolgde immers zijn weg met blijdschap. De persoon die opstaat, nadat hij uit zijn Bijbel heeft gelezen en zegt “Ik geloof in Jezus, wat een ernstige zaak is dat”, en vervolgens de ‘vrome’ beslissing maakt dat hij iedereen voortdurend zo ellendig mogelijk zal maken, heeft het opnieuw nodig bekeerd te worden. Het geloof volgens de Bijbel gaat hand in hand met vreugde. Het werpt de wanhoop verre van zich. Als de ware godsdienst tot ons komt, wil die ons daar brengen waar we ons voortdurend in de Heere verheugen. Ook al zijn we niet zo blij als we zouden moeten zijn, dan is dat niet de schuld van ons geloof, maar van ons ongeloof. Waar het geloof haar voeten zet, daar springen de paradijsbloemen de grond uit. Waar echter de twijfel woont zullen de distels welig tieren. Onze ziekten kunnen ons neerdrukken, maar geloof zal er voor zorgen dat we uitbundig lofliederen zingen, zelfs als we door de woestijn reizen. Terwijl we nog leven kan de onuitsprekelijke vreugde ons deel al zijn. 

U hebt de Bijbel nog niet helemaal begrepen, als u niet geleerd hebt gelukkig te zijn door het heerlijke rusten in Jezus.

Ik denk ook dat u de Bijbel niet begrepen hebt, als u zich geen

zorgen maakt om de redding van anderen. Ik twijfel er namelijk niet aan dat deze Ethiopische man met zijn hoge functie het Evangelie in zijn geboorteland verspreid heeft. Hij was waarschijnlijk de stichter van de Abyssinische kerk. 

Elke jongen of meisje dat dit Boek goed leest, krijgt een ruim hart. Hij kan zijn hart niet binnen de grenzen van zijn eigen kleine bestaan houden. Zijn ‘grote hart’ ziet uit naar mogelijkheden om overal waar hij kan iets goeds te doen. 

Als u het aan kunt zien dat iemand anders zijn ondergang tegemoet gaat, zonder dat u een poging doet om hem te redden, dan ben ik er bang voor dat dat uw eigen ondergang zal zijn. Als u er rustig onder blijft wanneer uw broer op de rand van de eeuwige afgrond staat, dan ben ik er bang voor dat u zelf op de rand van uw eigen afgrond staat. Eén van de ‘heilige instincten’ die geboren worden in een wedergeboren mens, is die van het verlangen om anderen te redden. Als wij gered zijn, dan verlangen wij samen te werken met de Redder in Zijn werk van genade. 

Zendingsliefde is het natuurlijke gevolg van het scherpe inzicht in de werkelijke stand van zaken in de wereld, die bedorven is. De heiden sterft zonder hoop. Moet dit altijd zo blijven? Zijn er geen jonge 

mensen die zich willen haasten om hulp te bieden aan hen die omkomen? Uit het diepst van mijn hart wil ik deze vraag voor u neerleggen. Wanneer roept u het uit: ”Zie, hier ben ik, zend mij heen”?

U hebt dit Boek gelezen en begrepen, dat uw boodschap tot anderen dezelfde is, als die tot u kwam: Christus, Christus, Christus, Christus. U kunt niets anders gebruiken als middel om goed te doen, dan de redding door Jezus alleen. Niets anders is het waard doorverteld te worden. 

Ik hoorde onlangs van een Gemeente die zo klein was, dat er nauwelijks iemand kwam luisteren naar de prediker. In plaats dat hij dat zichzelf kwalijk nam en ging proberen om beter te preken, zocht hij een andere oplossing. Hij dacht dat hij door te preken en gebedssamenkomsten te houden, niet veel goeds deed. Daarom wilde hij een soos openen, waar mensen binnen konden komen om spelletjes te doen. Dat zou hen goed doen. 

Wat worden er tegenwoordig toch een hoop dingen uitgeprobeerd. We moeten mensen op een nieuwe manier gaan bekeren, nietwaar? Moeten we soms ook een alternatief gaan bedenken voor brood? Moeten we een gezondere drank dan zuiver water vinden? Wij kunnen mensen niet redden door het geloof in Jezus. Het lijkt er op dat we dan maar eigen zijwegen gaan uitproberen. We oogsten een kleine en geringe oogst van zulk slecht zaad. Als u op de een of andere manier goed kunt doen, doe dit dan ook. Het is echter tevergeefs om te hopen dat zondaren tot heiligheid en de hemel gebracht kunnen worden door dat onderwijs, dat niet begint en eindigt met Jezus Christus. Al het andere is een oppervlakkige misleiding. Er is geen andere Naam onder de hemel gegeven waardoor wij zalig kunnen worden. 

Als u te maken hebt met hoog opgeleide mensen is er niets beter voor hen dan het verkondigen van Jezus Christus. Als de mensen onontwikkeld zijn en een laag IQ hebben is er niets beter voor hen geschikt dan de verkondiging van Jezus. Een jonge man zei onlangs: ”Ik moet in die en die plaats preken. Wat voor soort mensen zijn daar? Welke leerstellingen passen bij hen?” Toen ik deze vraag hoorde, gaf ik hem het advies: ”Verkondig hen Jezus Christus, en het zal bij hen passen. Ik ben er zeker van dat als het geleerde mensen zijn, dit bij hen zal passen. Als ze laag opgeleid zijn, zal dit bij hen passen, als God er Zijn zegen over geeft.” 

Toen de grote Bijbelverklaarder Bengel stervende was, vroeg hij om een theologisch student, tegen wie hij zei: ”Ik ben neerslachtig; zeg eens iets goeds om me op te beuren.” “Maar meneer”, antwoordde de student, ik ben maar zo’n onbeduidend persoon, wat zou ik kunnen zeggen tegen iemand die zo belangrijk is als u?” “Maar als jij een theologiestudent bent”, zei Bengel, “dan moet je een goed woord kunnen spreken tegen een stervend mens, ik vraag je nogmaals iets te zeggen. Je hoeft niet bang te zijn.” “Goed dan, meneer”, sprak hij, “wat kan ik u zeggen dan dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde?” Bengel zei: ”Geef me de hand, jongen, dat is het woord wat ik nodig had.” 

Iemand die bang is voor de toorn van God, heeft een eenvoudige tekst uit het Evangelie nodig. Diegene zou op dit moment naast u kunnen zitten. Hij kan naast u werken in de werkplaats en hij heeft het nodig dat u hem over Christus vertelt. Doe het en u zult een zegen voor hem zijn. Het is mijn wens dat u allen de Bijbel zult begrijpen op deze manier. Moge God u tot een zegen stellen voor de mensen uit uw omgeving.


Nu wil ik in de derde plaats in een paar woorden antwoord geven op de volgende vraag. Wat kunnen we doen om de Bijbel te begrijpen? “Ik lees de Bijbel’, zegt iemand, ‘en ik vind heel veel dingen erg moeilijk.” Laat me u een advies mogen geven: Wanneer u een stuk uit de Bijbel leest dat u niet begrijpt, moet u het lezen totdat u het begrijpt. “Dan zal ik heel vaak moeten lezen.” Nu, dat zal u geen kwaad doen. “Maar als ik het dan toch nooit begrijp?” Blijf dan toch lezen. “Kan het lezen van gedeelten van de Bijbel die we niet begrijpen ons dan goed doen als we het lezen?” Jazeker, ze dringen langzaam maar zeker door tot ons hart. Als we ze overdenken, kunnen we er licht uit ontvangen. 

Stelt u zich een kleine jongen voor. Zijn vader is een vakman en gebruikt veel technische termen als hij over zijn werk praat. De jongen is leerling in dat vak. Hij wil alles weten over het werk en luistert daarom naar zijn vader. Aan het eind van de dag zegt hij tegen zichzelf: ”Ik heb mijn vader veel horen zeggen, maar ik begrijp er nog niet veel van.” “Maar je hebt er wel iets van begrepen?” “Ja, zeker!” Met het kleine beetje wat hij geleerd heeft gaat hij aan de slag en elke dag voegt hij iets toe aan zijn kennis. Zo leert hij met de hulp van dat wat hij al weet steeds meer. De volgende dag luistert hij opnieuw naar zijn vader en nog steeds snapt hij er niet veel van. Maar tenslotte, als hij de uitdrukkingen vaak heeft gehoord en als hij er veel over nagedacht heeft, gaat er bij hem een lampje branden. Op den duur kan hij net als zijn vader praten. Hij gebruikt dan dezelfde woorden, terwijl hij ze begrijpt.

Zo heb ik de Bijbel leren begrijpen. Als ik een hoofdstuk niet begrijp, zeg ik: ”Dit moet te begrijpen zijn.” Daarom wil ik luisteren als mijn grote Vader spreekt, ook al begrijp ik op het begin niet wat Hij tegen me zegt. Toch zal ik naar Hem blijven luisteren, totdat ik uiteindelijk de bedoeling begrijp. Ik ben bang dat we sommige gedeelten uit de Bijbel niet begrijpen, omdat we ze niet vaak genoeg lezen. We denken er niet heel geconcentreerd over na. Ik denk één of twee keer na over de teksten, maar ze laten geen indruk achter. Laten we ze dan nog eens bestuderen en hun indruk zal diep en blijvend in ons achterblijven. Doe net als de fotograaf, die er lang over doet om een foto te maken, totdat zijn plaatje er goed uitgebalanceerd uitziet. Laat uw gedachten gaan over een gedeelte, totdat het als het ware gefotografeerd is in uw hart, door het licht van God.

Het volgende advies, dat ik zou willen geven, is: lees altijd met een verlangen om te begrijpen. Neem altijd de notenkraker mee om de harde noten uit de Bijbel te kraken, zodat u zichzelf kunt voeden met de noten. Sommigen zouden kunnen zeggen als ze in de Bijbel lezen: “Dat zou een heel mooi gedeelte kunnen zijn, maar ik weet in de verste verte niet wat het betekent.” Wees er niet tevreden mee in die toestand te blijven. Huil maar veel, omdat niemand het boek kan openen, en de zeven zegels kan verbreken. Bidt tijdens het nadenken over de woorden en bestudeer hen steeds weer opnieuw, totdat u uiteindelijk bij de essentie van de tekst terecht komt. Als u vanuit deze houding leest zult u ervan opkijken hoe snel u de Bijbel zult begrijpen, waar u zo naar verlangt.

Bidt vervolgens om de verlichting van de Heilige Geest. Als u een boek wilt begrijpen en u vindt daarin moeilijkheden, doe dan zoals ik al verschillende keren bij mijn tijdgenoten heb gedaan. Ik schreef hen en vroeg wat ze met hun uitdrukkingen bedoelden. Op die manier heb ik veel waardevolle informatie verkregen. Maar kunnen we dat dan met de Bijbel doen? Zeker, als we weten hoe we bidden moeten. De Auteur van de Bijbel doen we geen groter plezier dan wanneer we direct naar Hem toegaan en vragen wat Hij bedoelt. Hij stelt Zichzelf ter beschikking van iedere ernstige student om de boeken die Hij zelf heeft ‘gedicteerd’, te verhelderen door middelen die Hij Zelf bepaalt. 

“Ik heb er een betrouwbare Bijbelverklaring op na geslagen”, zegt iemand. Heel goed. Tegelijkertijd wil ik u zeggen dat het raadplegen van een commentaar bij een boek niet half zo zeker is als het raadplegen van de auteur zelf. Zoek het onderwijs van de Heilige Geest door middel van het nederige gebed.

Denk eraan dat u naar de Schepper van de gedachten kunt gaan en dat Hij die kan openen om de waarheid te ontvangen. Uw gedachten zijn verduisterd en dat is ook geen wonder. Denk maar eens aan de schade die door de zondeval in het paradijs is veroorzaakt. Kijk maar eens naar de atmosfeer van zonde die deze tegenwoordige boze wereld vervuilt. 

Ik weet dat ik in mijn eigen gedachten vaak niet meer alles op een rijtje krijg. Vijftig jaar lang zijn mijn gedachten voortdurend aan het werk geweest. Ik denk dat ze er nu ongeveer net zo uit zien als een oude klok, die roestig en vuil geworden is. Ik merk dat mijn hersens eigenlijk ‘gereinigd’ zouden moeten worden. Maar ik geloof dat jonge mensen dit ook nodig hebben. Of u bent heel erg bezet met van alles en nog wat, of u bent onverschillig. Op deze manier wordt het vuil van al die zorgen of onverschilligheid door uw hersens verspreidt. Wie kan de hersenen opnieuw inzicht geven? Alleen de Schepper, Die de hersens maakte. De Heilige Geest heeft een wonderlijke kracht om het intellect op te scherpen. 

U kunt een maand lang studeren en niet vooruit komen. Maar als u God iets vraagt over een geestelijke waarheid zal het u binnen een minuut duidelijk worden. Er zijn gevallen te over waarin mensen duistere problemen steeds maar weer opnieuw overdacht hebben. Ze hebben die echter nooit kunnen oplossen door de inspanning van hun verstandelijke vermogens. Maar één lichtflits van Goddelijk licht heeft alles plotseling zo licht gemaakt als de zon. Wacht daarom op de Auteur van het Boek. Wacht vervolgens op uw eigen Auteur en zeg: ”Heere, zoals U de Schriften opent, open zo ook mijn verstand, zodat ik de betekenis zal begrijpen.”

Iedereen die er naar verlangt de Bijbel te begrijpen, zou ik op dit moment ernstig willen verzoeken hun natuurlijke toestand te beoordelen, maar ook de weg van redding daaruit. U bent verloren, mijn lieve vriend. Als u onbekeerd bent, bent u nog steeds verloren en u kunt uzelf niet redden. Het is voor u onmogelijk dat te doen. Misschien heeft u wel het verhaal gehoord van de filosoof, die eens op het dak van zijn huis zat. Plotseling stond een sterke man achter hem met een grote zweep in zijn hand, die hem beval naar beneden te springen. Dat zou een wisse dood betekenen. De man was gestoord. De filosoof had dat verschrikkelijke feit al snel door en daarom zei hij wijs: ”Luister eens. Elke dwaas kan naar beneden springen. Het zou nu juist bijzonder zijn om in plaats daarvan naar boven te springen. Laten we naar beneden gaan en dan naar boven springen.” Zo gingen ze naar beneden, maar ze zijn vervolgens nooit naar boven gesprongen, want de filosoof nam de benen. 

Zijn er hier niet velen die naar beneden springen? Zijn sommige jonge mensen niet wanhopig van de ene naar de andere zonde aan het springen? Elke dwaas kan naar beneden springen; maar als er onder u zijn die reeds in de diepte zijn, dan daag ik u uit naar boven te springen. Nee, u hebt een grotere kracht dan die van uzelf nodig, voordat u tot de hoogten van heiligheid op kunt klimmen. Als u geprobeerd hebt omhoog te springen dan weet ik, jonge man, dat u in de wanhoop teruggevallen bent. Het is makkelijk om af te dalen in de hel. De zwaartekracht van onze zondige natuur brengt ons daar immers vanzelf. Maar om de weg terug in te slaan, dat is de moeilijkheid. Denk daar eens over na en zeg: ”Als het zo belangrijk is verlost te worden en ik mijzelf niet kan redden zonder Gods genade, dan zal ik op Jezus vertrouwen.” Ik hoop dat u vandaag toch nog die genade gaat zoeken!

Ik heb geprobeerd u nu het Evangelie te verkondigen. Laat me het nogmaals eenvoudig zeggen. Een neger heeft het eens als volgt uitgedrukt: ”Christus stierf, ik hoef niet te sterven!” Dat is het Evangelie. Christus stierf, opdat u niet hoeft te sterven. Vertrouw alleen op Hem en u zult gered worden. 

En als u begint Hem te zoeken, lieve jonge vriend, dan smeek ik u Christus volkomen te vertrouwen. Een eenvoudige gelijkenis zal u duidelijke maken wat ik bedoel. Het verhaal gaat dat een zekere vader ‘s nachts langs een afgrond moest gaan over een erg smal en glibberig pad. Hij had zijn twee zoontjes bij zich en toen hij op weg ging zei één van de jongens: ”Vader, ik wil graag uw hand vasthouden.” Dat deed hij en het leek een wijze beslissing. De andere jongen zei: ”Papa, wilt u mijn hand vasthouden?” Dat bleek een veel verstandiger idee te zijn. Want de eerste jongen hield de hand van zijn vader vast totdat hij moe werd. Toen ze op een gevaarlijke plek kwamen, kon hij de hand van zijn vader niet meer vasthouden en zo viel hij naar beneden. De andere ging echter veilig achter zijn vader aan, want zijn veiligheid hing niet af van zijn vastklemmen van de hand van zijn vader; nee, alles hing af van de hand van zijn vader, die hem vasthield.

Komt dan, jonge mensen, begint zoals u denkt te beginnen. Leg uzelf in de hand van de Heere Jezus om u vast te houden. Toen ik nog een kleine jongen was, hoorde ik een prediker eens zeggen dat Christus aan Zijn schapen het eeuwige leven geeft en dat ze nooit verloren zullen gaan, omdat Hij ze tot het eind toe zou bewaren. Dat bekoorde me. Ik verlangde ernaar deze vaste redding te krijgen. Ik dacht bij mezelf: ”Ik ken verschillende jonge mensen die naar Londen zijn gegaan en die ongeveer een jaar ouder waren dan ik. Binnen de kortste keren gingen ze de slechte weg op. Op school waren het betere jongens dan ik zelf was, en nu zijn zij zo slecht geworden. Als ik deze eeuwige redding niet krijg, zal ik misschien dezelfde kant opgaan als zij. Ik zal misschien mijn baan verliezen of ook gaan stelen of iets anders gaan doen wat niet goed is, want mijn hart is net zo slecht als dat van hen.” Toen zag ik de redding nog als een geestelijke verzekering, die een goed karakter zou garanderen. 

Ik heb het gewaagd met Gods belofte. Nu ik vijftig jaar oud ben, stel ik mijzelf onder de zorg van de Heere Jezus zoals ik dat deed toen ik vijftien jaar oud was. Hij heeft me tot op de dag van vandaag bewaard en ik geloof dat Hij me nooit los zal laten, hoelang mijn leven ook maar zal duren. Jonge mensen, geeft u toch over aan die geliefde, doorboorde hand met heel uw hart! Laat dit uw motto zijn: ”Jezus alleen!” Als u een beetje op Christus vertrouwt en ook een beetje op uzelf, dan doet u als een man die één voet op de rots zet en de ander op de zandgrond. U zult naar beneden storten. Vertrouw op Hem alleen en Hij zal u vasthouden. Als Jezus mij niet redt, dan zal ik verloren zijn, want ik kan mezelf niet redden. Het is Zijn werk om te redden. In Zijn Naam en in Zijn werk is Hij Jezus, de Zaligmaker, de Redder van zonden. In Hem kan ik met blijdschap rusten.

Als we elkaar in de hemel ontmoeten, zullen we de Heere prijzen dat Hij er voor gezorgd heeft dat wij “verstaan wat we lezen”. God zegene u allen, om Christus’ wil. 


Amen.


Bron: De Bijbel, een kracht van God tot zaligheid. 

          www.spurgeonboeken.nl


Reacties

Populaire posts van deze blog

Inleiding