Zijn wij als de Leeuw van Juda?
Ik wil u een Afrikaans verhaal vertellen, dat van Lambert, de schaapachtige leeuw. Het werd jaren geleden beroemd door een tekenfilmpje.
Lambert was een leeuwenwelpje dat al vanaf zijn geboorte bij een kudde schapen hoorde. Daarom dacht hij dat hij een schaap was. Op een voorjaarsnacht waren Lambert en de kudde vredig aan het slapen. Plotseling hoorde Lambert het angstaanjagende gehuil van een wolf in de verte. Omdat Lambert dacht dat hij een schaap was, begon hij te beven.
Het gehuil werd harder, de wolf kwam dichterbij en begon één van de schapen weg te slepen. Plotseling voelde Lambert iets in zich opwellen dat hij nog nooit eerder had gevoeld. Hij rende flitsend snel op de wolf af om het schaap te redden!
En toen besefte Lambert iets. ‘Ik ben geen schaap. Ik ben geen zoon van een schaap. Ik ben de zoon van een leeuw!’ dacht Lambert. Toen hij de wolf wegjoeg en het schaap beschermde, wist hij wat zijn ware aard was.
Johannes 1:12 zegt: “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn”.
Als we weten wie we zijn, kunnen we net als de leeuw het kwade verjagen om anderen te beschermen, en raken we niet in de war.
Ik ben dankbaar voor de geweldige gaven van het Evangelie en Gods machtige heilsplan. Ik ben dankbaar dat we weten wie we zijn, zodat we sterk kunnen zijn — net als Lambert. Het is tijd om op te staan en onze ware identiteit te ontdekken.
Jezus is gekomen als het Lam van God, maar is nu vandaag, de Leeuw van Juda.
Mag ik u een stukje tekst voorlezen uit de Openbaring van Johannes, hoofdstuk 5 verzen 1 tot 5: “En ik zag in de rechterhand van Hem, Die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen en van buiten, welverzegeld met zeven zegels. En ik zag een sterke engel, die met luider stem uitriep: Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken? En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde kon de boekrol openen of haar inzien. En ik (Johannes) weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boekrol te openen of die in te zien. En één uit de oudsten zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw uit de stam van Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen”.
Wie
toch zou bekwaam zijn om Gods plannen en besluiten te ontvouwen en
uit te voeren? Geen schepsel kan hierop aanspraak maken. Noch
engelen, noch mensen, noch duivelen; neen, alleen DE LEEUW VAN JUDA
is hiertoe waardig…
Hoe hoogst belangrijk is de opening van
het Woord van God en hoe verschrikkelijk is het, als dit Woord
toegesloten zou moeten blijven en het mensdom in duister zou moeten
blijven tasten. Het gebrek aan kennis van Gods Woord is dan ook
voldoende reden voor een ieder om met Johannes te wenen.
Maar
Gode zij dank! Halleluja!
De Leeuw uit de stam van Juda heeft overwonnen. Jezus Christus heeft
waarlijk overwonnen! Inderdaad, dit Boek, de
Bijbel
moet geopend worden, wil de Gemeente haar inspiratie niet verliezen
en verstoken blijven van iedere openbaring, want het is enkel en
alleen het Woord van God, dat de Gemeente de zo nodige kennis en
begrip zal geven van en aangaande de SLOT-GEBEURTENISSEN en de
WERKINGEN VAN DE HEILIGE GEEST op het einde van deze “tijdsbedeling
van het Evangelie”.
Romeinen 8:22 zegt dat de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. Maar Romeinen 8:19 zegt dat de schepping, ook al weet ze het zelf niet waarom, wacht met reikhalzend verlangen op het openbaar worden van de zonen Gods.
Kinderen
Gods, onze Vader is Koning, Koning van het ganse heelal. Heb je daar
al eens over nagedacht? Om het plechtig uit te drukken onze Vader is
de Leeuw van Juda, dus zijn wij ook leeuwen.
Johannes de Doper
zag Jezus als het Lam Gods. De apostel Johannes in Openbaring ziet
Hem als de LEEUW VAN JUDA. Wie gaat het raadsbesluit Gods uit voeren?
Een Gemeente vol schapen. Neen, een Gemeente vol leeuwen, die Zich
kan verweren tegen die briesende leeuw (satan), die nog steeds zoekt
wie hij kan verslinden.
Wie is in het Universum de eerste in het bevel? God hoor, niet satan. En wie is de laatste in bevel? Ook God. God is eeuwig, heeft altijd bestaan en zal altijd bestaan. Satan is niet eeuwig, eerder was hij, Lucifer, een geschapen aartsengel. Dat is het grote verschil tussen God en satan: God is niet geschapen, satan is wel geschapen.
“Wees niet bevreesd, IK ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en IK ben dood geweest, en zie, IK ben levend tot in alle eeuwigheden, en IK heb de sleutels van de dood en het dodenrijk”. Openbaring 1:17-18
En wie is de tweede in bevel? De Gemeente van Jezus Christus. Dit zei Jezus aan de zeventig uitgezondenen: “Zie, IK heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen”.
Maar
Jezus zei ook toen Hij de aarde verliet hetvolgende:
“Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. Gaat dan
henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam
des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen
onderhouden al wat IK u bevolen heb. En zie, IK ben met u al de dagen
tot aan de voleinding der wereld”.
Matteüs 28: 18-20 (het zogenaamde zendingsbevel).
Het corona-virus is losgebarsten en uitgebroken en heeft zich verspreid over de ganse aarde. Een bacterie die je niet kan zien met het blote oog, maar de hele wereld doodziek maakt, meer dood dan ziek.
Maar
ik geloof dat er ook andere dingen gaan losbarsten, en dan bedoel ik
eerder geestelijke dingen, Goddelijke dingen. Dingen die begraven
liggen, die we misschien zelf begraven hebben, dingen die verstikt
waren (zoals de Bijbel vertelt dat het Woord van God kan verstikt
worden), dingen die verstopt waren voor een lange periode. Nieuwe
Goddelijke bedieningen zullen uitbarsten met nieuwe vruchten als
gevolg. Beste mensen, het is tijd om al de volken tot discipelen te
maken. Het Lichaam van Christus heeft als taak om discipelen te maken
en hen op te leiden tot volwassenheid. We hebben niet de taak om
kerkdiensten te organiseren. God heeft de kerkdeuren gesloten opdat
Gods Woord geopend gaat worden. We hebben niet de taak om de
Christenen te entertainen totdat Jezus wederkomt. We moeten doen wat
we kunnen om het Lichaam van Christus te laten
groeien.
“Als er geen visioen is, raakt een volk losgeslagen”.Spreuken 29:18. “Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk”.
Ik ontdekte dit volgende actuele visioen. Iemand zag in dat visioen een schoolbus die vastzat in het zand, hij was aan het patineren, dus deze bus stond stil terwijl de banden aan het draaien bleven. En terwijl de man die dit visioen had, de bus naderde, zag hij in de bus een menigte die lofliederen zongen geleid door een zangleider die vooraan in de bus stond. Maar sommige mensen in de bus werden bezorgd omdat de bus niet meer bewoog en ze zeiden tegen elkaar: “Hé we gaan nergens heen, we staan stil”. En anderen zeiden:”O dat geeft niet, we zingen toch en luisteren naar de preek”. En weer anderen zeiden: “Nee dat is toch niet oké, wij patineren, wij verroeren geen vin”. En sommigen verlieten de bus, en sommigen wilden niet van de bus, ze waren tevreden met wat er gebeurde en vroegen de zangleider nog een lied te zingen. En anderen op de achterste rij van de bus: “Het is allemaal oké, de motor draait toch”.
Gelukkig was er een menigte buiten de bus die deze situatie overschouwde. Maar ze wisten niet hoe ze deze bus uit het zand konden halen want hij stak vast in het mulle zand. Maar iemand merkte op dat er wat verder op rupsbanden lagen zoals deze van een oorlogstank en ze zeiden: “Laten we de wielen vervangen”. En dat deden ze ook. Ze namen de wielen eraf en plaatsten de rupsbanden onder de bus. En als bij wonder, kwam de bus in beweging. En God zeide tot de persoon die het visioen beleefde: “Het terrein van het Lichaam van Christus is veranderd”. Waarom was het een schoolbus? Op een schoolbus zitten schoolgaande kinderen of discipelen. We zijn allemaal studenten in de school van de Heilige Geest, maar er wordt niet verondersteld dat we onze wielen moeten laten draaien zonder voorruit te gaan, niets doende in feite, behalve zingen en nogmaals een zoveelste prediking te horen en er niet naar te handelen. Er wordt van ons verwacht dat we ergens naar toe gaan, dat we de Grote Opdracht van God verwezenlijken. En de bus werd een tank bestemd voor de oorlog. Wij zijn discipelen, en we zijn ook strijders en we zijn ook dienstknechten in de zaak van onze oudste broeder Jezus Christus om al de volken tot discipelen te maken. We zijn mede-dienstknechten van God, we zijn in Zijn dienst, we zijn in de dienst van God, in Gods dienst. We zitten in een geestelijke oorlog. We moeten tot God bidden dat Hij onze ogen kan openen voor de realiteit die zich nu voor onze ogen afspeelt aangaande de huidige wereldcrisis. Onze religieuze wielen moeten veranderd worden in rupsbanden. Al de tradities moeten we durven over boord gooien. Het is tijd voor de nieuwe wijn in de nieuwe zakken. De rupsbanden moeten op de schoolbus geplaatst worden en daarvoor moeten we uit die schoolbus komen en de banden verwisselen zoals wij dit ook doen als de winter aanbreekt. Er moet de wil zijn en de bereidwilligheid en de bereidheid om onze comfortzone te verlaten en voorwaarts te gaan op weg naar geestelijke volwassenheid en op zoek naar vruchten voor Gods Koninkrijk.
Met
deze corona-crisis verlangt ieder naar de tijd vóór de pandemie.
Dat is niet verkeerd, maar dan hebben we niets geleerd. Het leven zal
niet meer zoals voorheen zijn. We zullen het anders moeten gaan doen.
En zo ook met het Lichaam van Christus, God zegt: “Stop ,
gedaan met religie, IK wil discipelen, IK wil vrucht, IK wil veel
vrucht en IK wil blijvende vrucht”.
„En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekten en alle kwalen onder het volk. En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben. Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige; bidt dan de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.” (Matteüs 9 : 35-38).
Beste mensen, als wij willen worden zoals Jezus, dan zal de innerlijke ontferming die Hij had, ook ons deel moeten worden. Toen Jezus de schare zag, werd Hij innerlijk met ontferming bewogen. In de Griekse grondtekst staat voor innerlijke ontferming: het rommelen van de ingewanden. Wat Jezus zag, had een invloed in zijn lichaam.
In
Lukas 19:41 lezen we toen Jezus dichtbij de stad Jeruzalem was
gekomen en deze stad zag met Zijn
ogen, dat Hij weende. Jezus’ lichaam reageerde door wat Zijn
lichaam aanschouwde.
In
Johannes 11:35 meer bepaald in de Statenvertaling staat het kortste
vers uit de Bijbel: Jezus
weende.
Hij stond daar bij het graf van Lazarus. Hij weende niet over
Lazarus, nee Hij weende over het kleingeloof van Maria en Martha .
Wat gebeurt met ons als wij de scharen zien of zagen toen we ons nog vrij konden bewegen. Stelt u zich die vraag niet: waar gaan deze scharen heen? Naar de eeuwigheid met Christus of naar de eeuwigheid zonder Christus?
Jezus zag de vermoeide scharen, zieke mensen, troosteloze mensen zonder hoop, vol vrees, vol van benauwdheid, wegkwijnend van verdriet. Nood aan een Redder, maar die neen zeggen tegen de hemelse Verlosser.
Jezus zag de verstrooide mensenmassa. Mensen zonder doel, zonder Herder. Mensen die verward zijn in hun denken, die alles geloven, behalve God. Mensen die afgoden achterna lopen zonder dat ze het zelf wisten.
Mensen, de oogst is groot, maar er zijn Goddelijke arbeiders tekort om zo’n massa te bereiken. Waarom? Omdat wij ons ook vermoeid voelen,verstrooid in onze gedachten, alleen zorgende voor ons eigen comfort en veiligheid en gezondheid.
Omdat wij liever in de schoolbus blijven zitten, zingende lofliederen tot Jezus wederkomt.
Moeten we straks gaan belijden Jeremia 8:20: “Voorbij is de oogst, ten einde de zomer, en wij zijn niet verlost”! Of zoals in
Joël 1:11: “De landbouwers zijn verslagen, de wijngaardeniers jammeren, over de tarwe en over de gerst, want de oogst van het veld is verloren gegaan”.
De grazige weiden van de schapen moeten plaats ruimen voor de wildernis waarin de mensen zich bevinden. En daarvoor heb je leeuwen nodig, hij is niet voor niets de koning van de dieren, de koning van de wildernis, de koning van de jungle. Zijn wij de stem van de Leeuw van Juda? Niet als de schapen, blatende gezellig in de stal, mopperend over alles en nog wat, verdeeld over God.
Jesaja 60:1: “Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op”.
Gaan wij onze roeping ontdekken zoals het leeuwenwelpje dat jaren bij de kudde schapen verbleef?
Een gelijkaardig verhaal is hetvolgende:
“Er
was eens een baby-arend, die tijdens een donkere herfstnacht door een
geweldige storm overvallen werd in zijn nest. De storm was zo hevig
dat hij uit het nest geblazen werd en ver naar beneden viel. Wanhopig
klapte de baby-arend met zijn vleugeltjes, om nog iets van de val te
breken. Hij kwam met een harde klap op de grond en bleef versuft
liggen terwijl de storm overal om hem heen bleef woeden.
‘s
Ochtends was de storm gaan liggen. De lucht was kraakhelder.
Schoongeveegd door de nachtelijke herfststorm. Een jongen van een
jaar of zeven was van zijn boerderij op weg naar de markt in het
dorp. Hij
floot een opgewekt deuntje, toen zijn aandacht opeens getrokken werd
door een hoopje donzige veren in het gras naast hem. Hij liep naar
het hoopje veren en zag tot zijn opwinding en schrik dat het een
arend was. Een echte. Meer dood dan levend, dat wel. Maar toch. Een
arend!
Hij
nam de gewonde arend in zijn armen en liep zo snel hij kon terug naar
de boerderij. Daar verzorgde hij de wonden van de arend. De arend
bleek sterk en zou het wel overleven, maar hij had nog wel extra zorg
nodig. Bij gebrek aan beter stopte de jongen de arend bij de kippen
in het hok. Dan had hij in ieder geval gezelschap.
De arend kwam
al gauw weer op krachten en vond het heerlijk bij de kippen. Altijd
maar alleen in zo’n nest hoog in de bergen is ook maar alleen. De
arend speelde dat het een lieve lust was, leerde een kuil graven om
lekker te kunnen liggen en maakte zelfs een kakelend geluid om het
mee te vieren wanneer een van de kippen weer een ei had gelegd. De
arend ging zich gedragen als een kip.
De
jongen was de ware natuur van de arend echter niet vergeten. Na een
maand pakte hij de snel groter wordende arend uit het kippenhok en
zette hem op het boerenerf.
‘Vlieg’! riep
hij de arend toe. De arend maakte echter geen aanstalten om te gaan
vliegen. Integendeel. Hij stapte plechtig rond, zoals
een echte kip.
Na verscheidene vruchteloze pogingen stopte de
jongen de arend maar weer terug in zijn hok.
Een paar maanden
later probeerde de jongen het opnieuw. Nu klom hij met de uit de
klauwen gegroeide arend echter op het dak van de hooischuur. Van zo’n
hoogte moest de arend toch wel gaan vliegen, dacht de jongen. Maar
de arend bewoog
zijn vleugels niet eens.
Onverrichter zake klom de jongen naar
beneden en zette de arend weer bij de kippen, waar de vogel zijn
kippenspel snel hervatte.
Het was ongeveer een jaar later toen
de jongen weer een poging waagde met de volgroeide arend. Hij nam de
reusachtige vogel in zijn armen en klom een berg op. Het was een hoge
berg en de klim was zwaar, maar uiteindelijk bereikten ze de top. De
top bestond uit een rotsplateau. Nu zou de arend toch moeten gaan
vliegen. Maar er gebeurde niets. Tot de jongen zich op een gegeven
moment met de arend in de armen omdraaide en toevallig recht tegen de
zon in keek. De arend slaakte een luide, hoge kreet, worstelde zich
los, klapte een paar keer met zijn machtige vleugels en gleed weg, de
zon tegemoet. Hoger en hoger vloog hij, tot hij samensmolt met
het blauw aan de eindeloze hemel.
De
arend is, in tegenstelling tot de kip, geboren om te vliegen. Zolang
de arend denkt dat hij een kip is, zal hij nooit tot zijn bestemming
komen. Zolang de arend tevreden is met een leven van putten graven,
spelen en te kakelen als een kip, zal hij nooit de sensatie ervaren
van het doel waarvoor hij
gemaakt
is.
We zijn geboren om grotere dingen te doen die Jezus heeft gedaan.
Geboren om te vliegen zoals de
Geest van God zweefde over de wateren.
Geboren om te worden als
de Leeuw van Juda.
Mogen onze woorden die we spreken en de woorden die we horen uiteindelijk omgezet worden in daden.
Heer, help ons, we vergaan!
-----------------------
Reacties
Een reactie posten