DE BERGREDE


TE MOGEN VERSTAAN


ALS


DE WEG EN DE WAARHEID EN HET LEVEN


JOHANNES 14:6


C.J.H.THEYS

DE BERGREDE


DEEL II


MAAK DE RECHTE KEUS


STEL GEESTELIJKE SCHATTEN

BOVEN AARDSE RIJKDOMMEN;

(Matteüs 6:19-34).


Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen” (Matteüs 6:19-20).


Jezus spreekt hier over “schatten” – RIJKDOM. Als wij de inhoud van dit Schriftgedeelte goed willen verstaan, zo moeten wij een en ander tezamen beschouwen met wat in het “Onze Vader” geschreven staat, namelijk: “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze”.

Het is de boze, de duivel, die ons verzoekt. De wegen waarlangs hij werkt worden in de Bijbel genoemd. Wij noemen deze hier nevens elkaar:

het vlees” – “de ogen” – en “de grootheid des levens”.
In I Johannes 2:16 wordt ons deze waarschuwing gegeven: “Al wat in de wereld is, namelijk DE BEGEERLIJKHEID DES VLESES en DE BEGEERLIJKHEID DER OGEN en DE GROOTHEID DES LEVENS is niet uit de Vader, maar is uit de wereld”.

Als de duivel kans ziet om onze ogen gevestigd te houden op de rijkdommen van deze wereld, zo kunnen wij gemakkelijk ertoe worden gebracht om aardse schatten te verzamelen. En wanneer wij hieraan onze kostbare tijd geven, onze krachten, onze ijver, zo zal het niet lang duren of ons geloofsleven wordt op een verkeerde wijze beïnvloed.

Het gevolg is, dat wij in vele verzoekingen vallen...Nu zegt Jezus, dat wij niet moeten streven naar overdadig bezit van geld en aardse goederen en dat wij ons hart daarop niet moeten plaatsen; maar dat wij ons moeten bezighouden met vergaren van hemelse rijkdom. Stoffelijk bezit kàn wel voor een korte tijd genotsbevrediging brengen, maar nooit de blijvende vreugde en blijdschap, welke Gods Geest ons kan schenken.

Het verzamelen van aardse goederen wordt tenslotte een bron van onrust en teleurstelling, ja...tot verleiding om te zondigen! Behalve geld zijn er ook nog vele andere aardse schatten, waarnaar hier op aarde wordt gejaagd; bewonderd te worden door de mensen – jagen naar hoge onderscheidingen, naar hogere rang en macht in de wereld – naar roem en eer…

Dit alles maakt het werkelijke leven NIET voor degene die Jezus wil volgen. Denken wij in dit verband aan wat Jezus gezegd heeft tegen de rijke jongeling. Alle aardse goed vervuilt en veroudert zo snel. Ze worden zo gauw verteert door mot en roest. Door de MOT van de niet te verzadigen honger naar eer en roem.

De mens die geheel leeft in deze sfeer en daarin opgaat, zal van de “mot” het meeste last hebben. Eerzucht en bezits-koorts hebben nooit bevrediging gebracht. Integendeel! De mens wordt erdoor voortgejaagd en wordt een...slaaf!

Streef, zegt Jezus, naar het vermeerderen van de schatten van ziel en geest, door de Heilige Geest Zijn heilzaam werk te laten blijven doen. Wanneer wij ons aan Hem onderwerpen, zal Hij ons leren “oefenen in godzaligheid”.
Daar is een kostelijke raadgeving voor iedere Christen in het derde hoofdstuk van Paulus’ Brief aan de Kolossenzen:

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo ZOEKT DE DINGEN DIE BOVEN ZIJN, WAAR CHRISTUS IS, zittende aan de rechterhand Gods. BEDENKT DE DINGEN DIE BOVEN ZIJN, niet die op de aarde zijn” (v.v. 1 en 2). Willen wij dit?

En de “mot” en de “roest doen hetzelfde werk: VERDERVEN en staan in onverbrekelijk verband met “kleding” en materie. En deze dragen het stempel van vergankelijkheid. God verwacht van Zijn kinderen, dat zij zich bezig houden met de eeuwige dingen. Stoffelijke rijkdommen moeten wij met “losse handen” vasthouden. Wat wij hiermede bedoelen?

Zij zijn ons nooit gegeven om ons te binden!

In een mensenleven wordt hetgeen wij "zien" en "grijpen" gevolgd door "keuze en "beslissing"...Zo zal het altijd zijn: of God of satan - of Christus of de Mammon; of hemel of hel; of zegen of vloek. Aan ons is de keus en de beslissing. Hoe hebben wij de leiding des Heiligen Geestes nodig!

"Dieven die doorgraven..." Ja, niet alleen in letterlijke zin, maar ook in figuurlijk opzicht. Aardse zorgen en beslommeringen van hen, die zich toeleggen op het vergaderen van aardse schatten, zijn...ALS DIEVEN IN DE NACHT VAN HUN LEVEN, die hen beroven van rust en slaap, en des daags de toch al zo weinige vrede ondermijnen. 
Wachten wij ons voor "de zorgvuldigheden des levens"!!


"Schatten in de hemel..." Inderdaad, alleen deze vormen een eeuwig-blijvend bezit! De hartverwarmende liefde en zonnige blijdschap van God in ons, blijft steeds ons eigendom en grootste schat, omdat daar geen einde is.

Gode zij dank door Jezus Christus!

Wie zó wil leven vult zijn leven met andere, met nieuwe "prioriteiten". Ons belang ligt niet hier, waar alles vergankelijk is, maar boven, waar ons leven met Christus verborgen is in God. Niet gedrukt door het tobben over wat is, of morgen misschien kan komen; niet langer bezwaard door het besef van schuld, die Jezus op Zich heeft genomen, maar voorgoed verlost van kwellende ergernissen en nutteloze zorgen en angsten van de naar stoffelijke, aardse bezittingen jagende mens. O, wat een voorrecht hebben wij in Jezus Christus! Amen. 

Deze zijn schatten, waaraan de mot niet knaagt,...de roest niets kan veranderen, noch de dieven graven om ze ons af te nemen.


"Waar uw schat, daar zal ook uw hart zijn" (Matteüs 6:21)


Inderdaad, waar het hart is, dáár is de bron van het leven. Als wij met hart en ziel ons leven wijden aan de belangen van Gods Koninkrijk, dan worden wij door Gods Geest hoe langer hoe meer losgemaakt van deze wereld en van wat de wereld is. Wat ons aankleeft wordt als het ware "losgeweekt". Alle dingen zijn mogelijk bij Hem. Van onze kant is slechts overgave geboden - hoe langer hoe meer. Dit wordt niet alleen gevraagd van de Christen als individu, maar ook van de verzameling Christenen als Gemeente; van het Lichaam van Christus.

Wanneer er een voortdurend gemeenschappelijk opkweken is van wat ontvangen is of wordt van de Heilige Geest, daar gaat de Gemeente leven in een andere, vernieuwde levenssfeer van de Geest! Worden de Geestesgaven openbaar tot eer en verheerlijking van de Gever van alle gaven. En straks volgen de vruchten.

Zij zijn niet van deze aarde!

Wij zijn het God verschuldigd, om de geestelijke bezittingen,die Hij ons heeft gegeven, om te zetten tot heil en zegen voor anderen. Wij, als Christenen, moeten niet doen gelijk de mensen van de wereld, die heel hun levensdoel slechts richten op wat stoffelijk en voorbijgaand (vergankelijk, niet blijvend) is,...hun ziel zozeer daaraan hechten, dat (wanneer straks alles afgebroken wordt en uit elkaar valt)...) hun ziel eveneens gedoemd is te verderven!!

Het menselijk hart is immers bedoeld de buidel te zijn waarin wij de geestelijke rijkdom dragen,...de bewaarplaats, bestemd om dat eeuwig goed te bewaren zolang als wij hier op reis zijn naar het Vaderhuis. Wij ontvangen dan telkens weer opnieuw uit de eeuwigheidsbron van Gods onuitputtelijk Hart, met hetwelk wij, door Gods gezegende Geest, onzichtbaar verbonden blijven. Halleluja!

Zolang als de Heilige Geest in ons hart troont, veroudert ons hart niet. Het zal altijd blijven kloppen voor Christus en Die gekruisigd. Hierin ligt het geheim van de Christen-pelgrim, die geestelijke rijkdommen en de wondervolle gemeenschap des Heiligen Geestes van veel groter waarde acht dan alle aardse bezit. Want het is toch zó, dat datgene, wat wij voor het hóógste bezit aanzien, en als een kostbare schat beschouwen, daaraan schenken wij ook ons hart en onze beste krachten; daarin leven wij zelfs,...daarmee worden wij één, en daarmee zullen wij ook eenmaal ons lot moeten delen. Wij willen dit ook nog anders schrijven, met de bede dat wij het allen zullen verstaan. Datgene waaraan wij blijvend ons hart verpanden, dat is ook de uitverkorene van onze geest; en daarmee zullen wij straks ook één zijn in leven en dood en hare schatten zullen dan ook de onze zijn!

Schatten van eeuwige vrede en rusten in God, als wij ook alles over gehad hebben voor God en Christus. Maar een schatkamer aan waardeloze dingen, een opslagplaats van ijdele spullen, van dwaze, onverstandige gedachten en gevoelens, die alleen maar onrust brengen en hartstochten die pijn doen en kwellen,...als ons hart geopend en verkocht is voor alleen minderwaardig genot, dat de "wereld" heet.

Wereldzin en wereldgelijkvormigheid, zoals die in de laagste vormen van materialisme en leugen, met onnatuurlijk, kunstmatige middelen, de honger der onverzadigbare begeerten tevergeefs trachten te stillen. Daarom moeten wij bij het verzamelen van wat wij als schatten aanmerken, goed opletten, waarop wij onze zinnen in dit leven hebben gesteld, en waaraan wij onze krachten besteden!

Opdat wij, aan het einde gekomen van onze levensbaan, niet zullen moeten constateren, dat wij slechts waardeloze schatten hebben vergaderd, die onszelf geen heil hebben gebracht en niemand tot zegen zijn geweest. Integendeel,...die ons in geestelijke zin arm, blind en naakt hebben gemaakt, wanneer wij op het door God aangegeven uur voor Hem zullen moeten verschijnen, om verantwoording af te leggen,...want het oog is de kaars van het lichaam!!


"De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw hele lichaam verlicht wezen; maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn"

(Matteüs 6:22, 23a).


Als datgene, waar wij het oog op hebben, slechts van stoffelijke aard is, zal ons oog gelijk zijn aan een "lamp" waarvan het glas met stof en vuil bedekt is,...en zal het er donker uitzien in de binnenkamers van ons hart!

Als de doeleinden, die wij najagen niet duidelijk en helder zijn,...als onze begeerten en motieven niet rein en zuiver zijn, zullen onze ogen blind blijven voor de rijkdommen van Gods Geest!

Wanneer onze ogen de vreugdevolle dingen in ons geestelijk leven niet meer kunnen zien, zijn onze ogen "ziek". .

Nog erger;: wanneer die zelfde ogen ogen daarbij nog, niet zien kunnen, dat de zon bij anderen in het water schijnt, dan zijn die zieke ogen "boos" geworden. De goeden onder ons ontvluchten ons dan, willen alsdan geen omgang met ons, omdat zij daarvan geen enkele zegen ontvangen, doch alleen onheil.


"Indien dan het licht , dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn"

(Matteüs 6:23b).


Als wij alles doen om de liefde Gods in de "lamp van ons innerlijk leven" brandend te houden, om met het licht daarvan anderen te verlichten,...is vanzelf alles licht in ons eigen hart! Maar,...als deze liefdesvlam van God de Heilige Geest, die tot taak heeft om licht uit te stralen, door wereldzin tot de laag neerbrandende vlam van hartstocht afzinkt en alsdan gaat flakkeren en zelfs walmen, waardoor het glas van onze ziel bedekt wordt met roet,...dan zal de duisternis waarin wij leven groot en afschrikwekkend zijn!


(wordt vervolgd)

Reacties

Populaire posts van deze blog